is.
Verbind de slang (3) weer en let er hierbij op de
slangklem (2) goed aan te brengen.
Berg de machine op in een droge ruimte, be-
schut tegen alle weersomstandigheden en dek
ze, indien mogelijk, toe met een zeil (zie 8.3).
BELANGRIJK De accu dient opgeborgen te
worden op een koele, droge plaats. De accu altijd
terug opladen vóór iedere lange periode van in-
activiteit (langer dan 1 maand) en terug opladen
vooraleer de activiteit te hervatten (zie 6.2.3).
Controleer, voordat er opnieuw met de machine
gewerkt wordt, of er uit de slang, de benzinek-
raan en de carburateur geen benzine lekt.
5.5 GEBRUIK OP HELLINGEN (Afb. 5.15)
De aangegeven limieten in acht nemen
(max 10° - 17%).
LET OP!
Op hellingen dient het rijden
zeer zorgvuldig te gebeuren om het steige-
ren van de machine te voorkomen. Vertraag
de snelheid bij het beginnen van een helling,
vooral bij het afdalen.
GEVAAR!
Gebruik de achteruitversnel-
ling nooit om snelheid te minderen; dit kan
de macht over het stuur doen verliezen,
vooral op gladde terreinen.
Mechanische aandrijving
GEVAAR!
Rijd nooit een helling af
met de versnelling of de koppeling in de
vrije stand! Schakel altijd een lage ver-
snelling in voordat u de machine onbe-
heerd achterlaat.
Hydrostatische aandrijving
Het afdalen van een helling kan uitgevoerd
worden zonder het koppelingspedaal te be-
dienen (zie 4.22) om zoveel mogelijk ge-
bruik te maken van het remeffect van de hy-
drostatische aandrijving als de koppeling
niet is ingeschakeld.
5.6 TIPS OM ALTIJD EEN MOOI GAZON
TE HEBBEN
1. V oor een mooi, groen en zacht gazon is het
nodig dat het gras regelmatig en op de juiste
manier gemaaid wordt. Het gazon kan van
verschillende soorten gras zijn. Bij regel-
matige maaibeurten, groeit het gras sneller,
waardoor meer wortelgroei ontstaat en een
mooi dicht gazon bekomen wordt; indien min-
der vaak gemaaid wordt, wordt ook de groei
van hoog en wild gras bevorderd (klaver,
margrieten, enz.)
2. H et is beter het gras te maaien als het gazon
goed droog is.
3. D e snij-inrichtingen dienen geen gebreken
te vertonen en goed scherp te zijn, zodat het
gras op de juiste manier wordt afgesneden
zonder uitgerukt te worden. Dit kan namelijk
tot vergeling van de punten leiden.
4. D e motor dient op volle toeren te draaien om
zowel het gras op de juiste manier af te snij-
den als een goede afvoer van het gras naar
het uitwerpkanaal te verkrijgen.
5. D e maaifrequentie wordt bepaald aan de
hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog
wordt.
6. I n de warmste en droogste tijden van het jaar
is het beter om het gras iets hoger te laten
worden zodat het gazon niet uitdroogt.
7. D e optimale hoogte van het gras van een
goed verzorgd gazon bedraagt ongeveer 4-5
cm en met een enkele maaibeurt
wordt het best niet meer dan een derde van
de volledig lengte gemaaid. Als het gras
erg hoog is, raden wij aan om het gazon,
met tussenpoos van één dag, in twee keer
te maaien, de eerste keer met de snij-
inrichtingen in de hoogste stand en smallere
grasstroken tegelijk maaiend en de tweede
keer met de snij-inrichtingen in de gewenste
stand. (Afb. 5.16)
8. H et gazon zal er mooier uitzien als het
maaien afwisselend, in de lengte– en in de
dwarsrichting uitgevoerd wordt. (Afb. 5.17)
9. A ls de afvoer zich telkens verstopt met gras
is het beter om de snelheid te vertragen
zodat het maaien niet te snel gebeurt ten
opzichte van de toestand van het gazon;
mocht het probleem aanhouden dan kan het
ook zijn dat de snij-inrichtingen niet goed ge-
slepen zijn of dat het profiel van de vleugels
vervormd is.
10. P as erg goed op bij het maaien langs strui-
ken en boorden. Deze kunnen de stand van
de snijgroep ontregelen en de zijkant van
de snijgroep en de snij-inrichtingen bescha-
digen.
6. ONDERHOUD
6.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN
NL - 15