Glazen deksel
Het open deksel hoeft niet wegge-
haald te worden.
Bediening
4.19 Ventilator gebruiken
In het midden van de kookplaat bevindt zich de ventilator met
afzuiging naar onderen.
Voor de ingebruikname van de ventilator dient het glazen deksel
weggehaald te worden.
Bij modellen met een open deksel is weghalen ervan niet ver-
eist.
Belangrijk:
Leg het deksel niet op de inductiekookplaat! Gevaar voor
verbranding!
4.19.1 Ventilator in- en uitschakelen
1. De ventilatorknop op de gewenste vermogensstand 1, 2, 3
of 4 draaien.
Het symbool van de ventilator
De intensieve stand 4 blijft 10 minuten lang ingeschakeld,
daarna wordt automatisch teruggeschakeld naar stand 3.
2. Om uit te schakelen de ventilatorknop op 0 draaien.
Tip
Om te zorgen dat de afzuiging ook bij hoge pannen (bijv. asper-
gepan) goed werkt, kunt u aan de ventilatorzijde een kooklepel
onder het pandeksel leggen.
4.19.2 Ventilatornaloop
De ventilatornaloop wordt na het koken gebruikt om kookgeurt-
jes weg te zuigen. Bovendien worden hierdoor de fi lters in de
ventilator gedroogd.
Ventilatornaloop instellen
1. De ventilatorknop tot de aanslag rechts draaien.
Vervolgens is er een ventilatornaloop van 10 minuten inge-
steld. Het symbool van de naloop brandt
2. Door opnieuw tot de aanslag draaien worden 60 minuten
ingesteld.
3. Door opnieuw tot de aanslag draaien wordt de naloop uitge-
schakeld.
De ventilatorstand bij een ingeschakelde ventilatornaloop kan
naar wens ingesteld en gewijzigd worden.
4.19.3 Nalooptijd
Telkens na het koken zou een nalooptijd van de ventilatormotor
van 10 - 20 minuten moeten worden ingesteld. Als de ventilator
minstens 15 minuten heeft gewerkt, vindt er na het uitschakelen
een automatische naloop van ca. 15 minuten op een lage stand
plaats.
Zo wordt een optimale werking en verwijdering van resterende
kookdampen gewaarborgd.
Bij werking met recirculatiefi lter is het raadzaam om na het
koken altijd een nalooptijd van 10 - 60 minuten in te stellen, om
een optimale geurverwijdering te bereiken.
Bij het opnieuw inschakelen van de ventilator kan het in zeld-
zame gevallen voorkomen, dat de in het fi lter achtergebleven
geurmoleculen zich hechten aan waterdamp en weer even
geroken kunnen worden. Deze restgeurtjes verdwijnen tijdens
de verdere werking weer snel.
Belangrijk
Bij circulatiebedrijf dient voortdurend voldoende geventileerd te
worden om de luchtvochtigheid af te voeren.
NL
brandt.
.
77