RC-100.qxd
30/07/03
– Voorbeeld 1: Kabels op originele leidingen aansluiten.
10 mm van de originele leiding afstrippen (zie F 1).
15 mm van de aan te sluiten kabel afstrippen (zie F 2).
Aan te sluiten kabel om de originele leiding wikkelen en vastsolderen (zie F 3).
Kabel met isolatieband isoleren (zie F 4).
– Voorbeeld 2: 2 Kabels met elkaar verbinden.
Beide kabels afstrippen (zie G 1).
Een krimpkous van ca. 20 mm lengte over een kabel trekken (zie G 2).
Beide kabeldraden in elkaar draaien en vastsolderen (zie G 3).
Krimpkous over het soldeerpunt schuiven en iets verwarmen (zie G 4).
– Voorbeeld 3: Kabels op massa aansluiten
Kabel 5 mm afstrippen (zie H 1).
Ø 6 mm kabelschoen met klauwtjes en crimpaansluiting gebruiken (zie H 2).
Kabelschoen met crimptang op het kabeleinde crimpen (zie H 3).
Kabelschoen op een daarvoor bestemd aardingspunt schroeven (zie H 4).
– Voorbeeld 4: Kabels van platte connector voorzien
Kabel 5 mm afstrippen (zie I 1).
Passende connector met crimpaansluiting (b.v. platte steekconnector) gebruiken (zie I 2).
Kabelschoen met crimptang op het kabeleinde crimpen (zie I 3).
Zo nodig steekaansluiting met isolatiekous gebruiken (zie I 4).
Elektrische aansluiting van de draadloze ontvangstunit
N.B. !! Vanwege kortsluitingsgevaar voorrafgaand aan werkzaamheden aan het
elektronisch systeem van het voertuig altijd eerst de minus-pool afkoppelen. Bij
voertuigen met hulpbatterij eveneens de minus-pool loskoppelen.
Sluit de ontvangstunit aan de hand van het volgende aansluitschema (zie J 1),
Stekkeraansluitschema (zie J 2) en aansluitschema (zie J 3) aan.
Door aansluiting op de richtingaanwijzers (knipperlichten) lichten de knipperlichten 1 x of
2 x op (indien wettelijk toegestaan).
Aansluitschema (zie J 1)
Stekkeraansluitschema (zie J 2)
Aansluitschema (zie J 3)
11:41
Page 94
Installeren van de bedrading
94