12. OPSPOREN VAN DEFECTEN
DEFECT
Oorzaak en oplossing
Na enkele pogingen tot ontsteking, schakelt de elektronische bedieningskast de verwarmingsketel
telkens opnieuw uit.
Controleer of de gastoevoer naar de verwarmingsketel normaal verloopt en of de lucht goed werd
verwijderd uit de leidingen.
Controleer of de elektrodes correct geplaatst zijn en geen ketelaanslag vertonen (zie ill. 18).
Controleer of de verwarmingsketel op het stroomnet aangesloten is en degelijk geaard is. Ga ook
na of het gasventiel onder spanning staat.
Controleer de aansluitingen aan de ontstekings- en ionisatie-elektrodes.
Bij het ontsteken, vindt geen ontlading van de elektrodes plaats.
Controleer of de elektrodes goed geplaatst zijn en geen ketelaanslag vertonen (zie ill: 18).
De thermostaat is te laag afgesteld.
Controleer de elektrische voeding.
Tussenkomst van de inrichting tegen watertekorten (0,8 bar).
Controleer de aansluitingen aan de elektronische bedieningskast.
Controleer of FASE-NEUTRAAL niet werden omgedraaid en of de aardverbindingen doeltreffend
zijn.
Controleer de gasdruk bij het binnenkomen en of de gasdrukregelaar open staat.
Herstart de rookthermostaat manueel.
Zorg ervoor dat de thermostaat van de omgevingstemperatuur in werking treedt.
De brander verbrandt slecht: vlammen te groot, te klein of te geel
De injecteurs zijn vuil.
De filter van het gasventiel is vuil.
Controleer de druk van de gasvoeding.
Geur van onverbrande gassen
Controleer of de verwarmingsketel goed schoon is.
Controleer of er voldoende trek is.
Controleer of er geen overmatig gasverbruik is.
De verwarmings-ketel functioneert, maar de temperatuur stijgt niet.
Controleer de goede werking van de regelthermostaat.
Controleer of het gasverbruik niet onder het voorziene verbruik ligt.
Controleer of de verwarmingsketel goed schoon is.
Controleer of de verwarmingsketel bij de installatie goed geproportioneerd werd.
50
GRBK-N