20. VErhELPEN VAN STorINgEN
U heeft met deze laboratoriumvoeding een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
fout
De voeding kan zich niet inschakelen.
Aangesloten verbruikers functioneren
niet.
De controlelamp REMOTE brandt. Het
apparaat kan niet worden bediend met de
draaiknoppen.
De controlelamp C.C. brandt.
De controlelamp C.V. LED brandt.
"OVP" display
"OtP" display
"OLP" display
Andere cheques dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkende vakman worden
uitgevoerd. Als u vragen heeft omtrent het gebruik van het product, kunt u contact opnemen met
onze technische helpdesk onder het volgende telefoonnummer.
134
mogelijke oorzaak
• LGaat de C.V. of C.C. indicator branden?
• Controleer de netspanning (evt. netzekering in het apparaat
resp. de beveiligingsschakelaar in de kabel controleren).
• Is de juiste spanning ingesteld?
• Is de polariteit juist?
• Controleer de technische gegevens van de verbruiker.
De werking met afstandsbediening is geactiveerd.
Constante stroomwerking:
De vooringestelde stroomsterkte werd overschreden.Controleer
de stroomopname van uw verbruiker en vergroot ev. de stroom-
begrenzing van de voeding.
Constante spanningswerking:
De voeding werkt normaal. Op de uitgang wordt de ingestelde,
constante spanning uitgegeven.
Uitschakeling bij overspanning:
Zie het hoofdstuk "Beschermvoorzieningen".
Uitschakeling bij overtemperatuur:
Zie het hoofdstuk "Beschermvoorzieningen".
Uitschakelen bij overbelasting:
Zie het hoofdstuk "Beschermvoorzieningen"