FlexShaft™-afvoerontstoppingsmachines
gekomen met de inhoud van de afvoerkanalen
grondig wassen met warm water en zeep. Daarmee
vermindert u gezondheidsrisico's als gevolg van
blootstelling aan giftige of besmettelijke materialen.
Houd altijd een gehandschoende hand op de
veereenheid wanneer de FlexShaftmachine
draait. Dat zorgt voor een betere controle van de veer
en helpt verwringen, knikken en breken van de veer te
voorkomen en verkleint de kans op letsel.
Plaats de veeruitvoer van de FlexShaftmachine
binnen 3' (1 m) van de afvoeropening, of zorg voor
een goede ondersteuning van het blootliggende
deel van de veereenheid als de afstand groter
is dan 3' (1 m). Grotere afstanden kunnen
controleproblemen veroorzaken wat verwringen,
knikken of breken van de veer kan veroorzaken. Een
verwrongen, geknikte of gebroken veer kan slag- of
verbrijzelingsletsel veroorzaken.
Eén persoon moet zowel de veereenheid als de
accuboormachine bedienen. De schakelaar van
de boormachine tijdens het gebruik niet in de AAN-
stand vergrendelen. Als de veer stopt met draaien,
moet de gebruiker in staat zijn de schakelaar van de
boormachine los te laten, zodat voorkomen wordt dat
de veer gaat wringen, knikken en breken waarbij kans
op letsel bestaat.
Volg de onderstaande bedieningsinstructies om
het risico op verwonding door een verwrongen
of gebroken veer, rondzwiepende veeruiteinden,
een kantelend toestel, chemische brandwonden,
infecties en andere oorzaken te verkleinen.
1. Vergewis u ervan dat de machine en de
werkplek naar behoren werden ingericht en
dat de werkzone vrij is van omstanders en
andere dingen die de gebruiker van het werk
kunnen afleiden.
2. Trek de veereenheid uit de machine en voer
deze in de afvoerleiding. Er moet minstens
1' (0,3 m) van de veer in de afvoerleiding
zitten, zodat de kettingklopper niet uit de
afvoerleiding kan schieten en gaat rondslaan
wanneer de machine wordt gestart.
Voer de veereenheid rechtstreeks vanuit
de veeruitvoer van de machine in de
opening van de afvoerleiding, waarbij een
blootliggende veer en richtingsveranderingen
tot een minimum worden beperkt. Buig de
veereenheid niet te sterk – dat vergroot de
kans op wringen of breken.
Wanneer een camera wordt gebruikt om het
reinigen van de afvoer te kunnen bekijken,
moet de camera tegelijkertijd worden
ingevoerd. Gewoonlijk kunnen veereenheid
en cameraduwstang tegelijkertijd worden
beetgepakt en worden ingeschoven/
teruggetrokken. Houd de camera minimaal
1.5' (0,5 m) achter de kettingklopper.
80
Voorkom dat de draaiende
LET OP
kettingklopper de camerakop/duwstang kan
raken. Hierdoor kan de camera beschadigd
raken.
3. Ga in de juiste werkhouding staan om
verzekerd te zijn van een goede controle over
veereenheid en boormachine (zie figuur 8):
• Zorg ervoor dat u heel snel de schakelaar
van de boormachine kunt loslaten.
• Uw hand met handschoen moet op de
veereenheid liggen zodat u de veereenheid
kunt controleren en ondersteunen terwijl
deze in de afvoerleiding en de verstopping
wordt gevoerd.
• Zorg voor een stabiele houding, voorkom
dat u te ver moet reiken en niet op de
machine, de afvoer enz. kunt vallen.
Door deze werkhouding behoudt u
de controle over de veereenheid en de
FlexShaft-machine.
3' (1 m) MAX.
Figuur 8 In gebruikspositie
4. Controleer of minimaal 1' (0,3 m) aan
veereenheid in de afvoerleiding steekt.
5. Controleer of de draairichtingsschakelaar
van de boormachine in de vooruit-
stand staat, druk de schakelaar in en laat
hem los terwijl u de draairichting van de
boorkop bekijkt. De draairichting van de
boormachine moet overeenkomen met de
FOR-pijl op de haspel (zie figuur 4). Laat de
veer niet omgekeerd draaien, behalve in
999-995-158.09_REV. A