1. Schakel de draaischakelaar afhankelijk van de ver-
wachte meetstroom naar het µA-, mA- of 10-A-bereik
en kies met de toets „MODE" tussen gelijk s troom- (in
dicatie DC) en wisselstroommeting (indicatie „AC") uit.
2. Steek de stekker van de rode meetleiding afhankelijk
van de bereikskeuze in de meetbus mA of 10 A en die
van de zwarte meetleiding in de meetbus COM.
3. Schakel de spanning op het meetobject uit en verbindt
de meetpunten met het meetobject [in serieschakeling
als beschreven, bij gelijkstroom meting zo mogelijk met
de polen juist (rood aan plus, zwart aan minus)]. Bij ne-
gatieve stroomvloei verschijnt een minus voor de meet
waarde.
4. Ontvangt u een overloopindicatie („OL"), schakel dan bij
handmatige meetbereikkeuze direct naar het volgen
de hogere bereik. Is het hoogste bereik inge steld resp.
DE
NL
automatische meetbereikskeuze ingesteld, schakel
dan bij het verschijnen van de overloopindicatie direct
de spanning op het meetobject uit en koppel het meet
instrument van het meetobject los.
5. Ontvangt u geen indicatie en zijn alle verbindingen ex-
act uitgevoerd, kan een defecte interne zekering de
foutoorzaak zijn, die de stroommeetbereiken beveiligt
(zie „Vervanging zekering").
6. Heeft de meetstroom een waarde kleiner dan 400 mA
en u hebt voorheen voor de veiligheid het 10 A-bereik
gekozen, dan kunt u de rode meetleiding op de mA-bus
om steken en op het mA-bereik omschakelen. Hier ont-
vangt u een hogere afzonderlijke indicatie dan in het 10
A-bereik.
Bedienungsanleitung – Digitales Multimeter BE50
Gebruikshandleiding – Digitale Multimeter BE50
A - 14
E - 14