Bandendruk (max.)
Opnamepunt voor krik
Veegrolverstelling
Maximale helling van de
ondergrond bij ritten met
opgetild veeggoedreser-
voir.
In de rijrichting mag u
slechts stijgingen tot 18%
nemen.
Inbouwpositie van de
gasfles in acht nemen!
Aansluiting c.q. ringope-
ning moet naar beneden
wijzen.
Elementen voor de bediening
en de functies
Contactslot
1 Contactsleutel
Stand 0: Motor uitschakelen
–
Stand 1: Ontsteking aan
–
Stand 2: Motor starten
–
Functietoetsen
2
Zwaailicht aan/uit
3
Claxon
5
Keuzeschakelaar rijrichting
Multifunctioneel instrument
1 Bedrijfsurenteller
2 Waarschuwingslampje laden
3 Waarschuwingslampje oliedruk
4 Waarschuwingslampje koelwatertem-
peratuur
5 Aangezogen motorlucht
6 Waarschuwingslampje brandstofreser-
ve
- knippert bij reserve
- brandt bij lege gasfles
7 Controlelampjes (niet aangesloten)
8 Controlelampjes (niet aangesloten)
9 Controlelampje parkeerlicht (optie)
10 Controlelampje dimlicht (optie)
11 Controlelampje knipperlicht (optie)
12 Controlelampje rijrichting vooruit
13 Controlelampje rijrichting achteruit
14 Tankweergave (niet aangesloten)
Pedalen
A Rempedaal
B Gaspedaal
C Parkeerrem
Inbedrijfstelling
Algemene aanwijzingen
Voor de inbedrijfstelling de gebruiks-
aanwijzingg van de motorfabrikant le-
zen en in het bijzonder de
veiligheidsinstructies in acht nemen.
Gasfles monteren/vervangen
Waarschuwing
Er dienen alleen goedgekeurde ruilflessen
van 11 kg inhoud te worden gebruikt.
Gevaar
Verwondingsgevaar!
Veiligheidstechnische richtlijnen voor
–
vloeibaar gas-motorvoertuigen in acht
nemen.
3
-
NL
IJsvorming en schuimend-gele afzettin-
–
gen op de gasfles duiden op een lek.
De flessen mogen alleen door hierin
–
geenstrueerde personen worden uitge-
voerd.
Drijfgasflessen mogen niet in garages
–
en niet in ruimtes onder de aarde wor-
den gewisseld.
Bij het wisselen van de flessen niet ro-
–
ken en geen open verlichting gebrui-
ken.
Bij het wisselen van de fles het afsluit-
–
ventiel van de vloeibaargasfles stevig
dichtdraaien en afschermkap direct op
de lege fles plaatsen.
Schroef aan de veiligheidsstang los-
draaien en stang naar boven zwenken.
Gasfles tot aan de aanslag in de ope-
ning schuiven.
Belangrijke instructie: De aansluit-
schroefdraad moet verticaal naar bene-
den wijzen.
Beugelsluiting dichtmaken.
Gasslang met wartelmoer (2) vastdraai-
en (sleutelwijdte 30 mm).
Afschermkap (1) van aansluitventiel
van de gasfles nemen.
Instructie
De aansluiting draait linksom.
Waarschuwing
Gas-aftapventiel (3) pas openen voor het
starten van het apparaat (zie hoofdstuk Ap-
paraat starten).
25