Montage
Neem de m eegeleverde montagehandleiding in acht.
A
A tten tie!
H et apparaat mag pas na volledige montage
worden gebruikt!
Grasopvangbak bevestigen
^
A tte n tie - g e v a a r v o o r letsel!
Verwijder of bevestig de grasopvangbak alleen als
de motor uitgeschakeld is en het mes stilstaat.
1.
Til de beschermklep op en hang de grasopvangbak
in de houder.
Grasopvangbak legen (11)
1.
Til de beschermklep op.
2.
Verwijder de grasopvangbak en haal deze er naar
achteren toe uit.
3.
Leeg de grasopvangbak.
4.
Til de beschermklep op en hang de grasopvangbak
weer in de houder.
Netaansluiting tot stand brengen
1.
Steek de netstekker van het snoer van het apparaat
in de schakelaar-stekkercombinatie (15).
2.
Borg de kabel m et de kabelhouder (14).
De lus van het netsnoer moet zo lang zijn dat de
kabelhouder van de ene naar de andere kant kan
glijden.
Motor inschakelen
Start de grasm aaier alleen op een vlakke ondergrond, niet
in hoog gras. De ondergrond m oet vrij zijn van vreemde
voorwerpen zoals bijv. stenen. Til de grasm aaier bij het
starten niet op.
1.
Houd de startknop van de schakelaar-stekkercom-
binatie ingedrukt (15-1).
2.
Trek de veiligheidsbeugel/-greep tegen de duw-
boom en houd deze vast (15-2).
3.
Laat de startknop los.
474269_c
Motor uitschakelen
1.
Laat de veiligheidsbeugel/-greep los.
2.
W acht tot het mes stilstaat.
Werkinstructies
J
Neem de plaatselijke bepalingen voor het gebruik
van grasmaaiers in acht.
■
Controleer het te maaien terrein geheel en nauw-
keurig, verwijder alle vreem de voorwerpen.
■
Maai alleen als er zich geen andere persoon in het
werkbereik bevindt.
■
Maai alleen bij goed zicht.
■
Beweeg het apparaat alleen stapvoets voort.
■
M aai alleen als het mes scherp is.
■
M aai niet over hindernissen heen
(bijv. takken, boomwortels).
■
M aai bij hellingen altijd dwars ten opzichte van de
helling.
Gebruik de grasm aaier niet hellingopwaarts of -af-
waarts of op hellingen van m eer dan 20°.
■
W ees extra voorzichtig als u op hellingen van werk-
richting verandert.
Tips voor het maaien
■
Begin zo dicht mogelijk bij het stopcontact met
maaien.
■
Leg het verlengsnoer altijd op het reeds gemaaide
oppervlak.
■
De snijhoogte m oet gelijkblijven 3 -5 cm, maai niet
m eer dan de helft van de grashoogte af.
■
Zorg dat de grasm aaier niet overbelast raakt! Als
het toerental door lang, zw aar gras aanzienlijk lager
wordt, dient u de snijhoogte te verhogen en meer-
maals te maaien.
■
M aai 's ochtends of laat in de middag, om te zorgen
dat het pas gem aaide gazon niet uitdroogt.
■
M aai tijdens sterke groeifases twee keer in de
week, in droge periodes aanzienlijk minder vaak.
NL
24