INSTALLATIE
2.3 Bedrading
VOORZICHTIG
- Er moet een hoofdschakelaar en stroomonderbreker of zekering zijn geïnstalleerd, met een capaciteit
van meer dan 1,5 keer de maximale stroomsterkte in de stroomkring.
- Er dient een aparte afgetakte stroomkring en een enkel stopcontact beschikbaar zijn die alleen voor
dit apparaat worden gebruikt.
- De voedingskabel binnenshuis moet van het type H05VV-F of H05V2V2-F zijn.
- De voedingskabel buitenshuis en de verbindingskabel moeten van het type H07RN-F zijn.
- De draaddoorsnede is afhankelijk van de nominale stroomsterkte en de nationale en lokale wet- en regelgeving
op het gebied van elektrische bedrading.
- Als de voedingskabel beschadigd is, moet deze door de fabrikant, diens onderhoudsagent of een andere
bevoegde persoon worden vervangen om gevaarlijke situaties te voorkomen.
- De unit moet worden aangesloten op de netvoeding door middel van een stroomonderbreker of een
schakelaar met een contactscheiding van minimaal 3 mm in alle polen. De installatie wordt aanbevolen
van een aardlekschakelaar met een nominale reststroom van maximaal 30mA
Nominale stroomsterkte van elk model
Nominale
Zeke-
Bedrading
Model
stroom (A)
ringsterkte
(met min. diameter)
QUS009/012
9,5
16A
3*1,5mm
+ 5*1,5mm
2
QUS018
12,5
20A
3*1,5mm
+ 5*1,5mm
2
QUS022
13,0
20A
3*2,5mm
+ 5*2,5mm
2
LET OP:
Het formaat van alle stroomdraden moet voldoen aan de
nationale en lokale wet- en regelgeving op het gebied van
elektrische bedrading. Raadpleeg de lokale bouwverordeningen
en nationale elektriciteitsrichtlijnen voor speciale vereisten.
Bedrading binnenshuis
- Til het voorpaneel van de binnen-unit omhoog.
- Verwijder de afdekplaat van de elektriciteit van de binnen-unit
en de kabelklem door de schroeven los te draaien.
- Voer de verbindingsdraden vanaf de achterkant van de binnen-
unit en sluit ze aan op het klemmenbord van de binnen-unit.
Voorpaneel
Afdekplaat elektriciteit
Connector voor bekabelde
controller (optioneel)
Verbindingsschema
QHF009/012/018/022
QHF009/012/018/022
Binnen-unit
Buiten-unit
AARDE
009/012/018
022
2
2
W
1(L) 2(N)
S
W
1(L) 2(N)
S
L
N
W
1(L) 2(N)
S
2
AARDE
Stroomvoorziening
Naar buiten
Naar buiten
Naar
binnen
Bedrading buitenshuis
- Verwijder de afdekplaat van de elektriciteit en de kabelklem
door de schroeven los te draaien.
- Verbind de draden met het klemmenbord van de buiten-unit
op dezelfde wijze als de binnen-unit.
Afdekplaat elektriciteit
Draad naar beneden om te voorkomen
dat water de schakelkast inkomt
2.4 Ontluchten en proefdraaien
Ontluchten
- Sluit de toevoerslang van het verdeelstuk aan op de poort van het
verpakte ventiel aan de gaszijde.
- Sluit de toevoerslang aan op de poort van de vacuümpomp.
- Zet de hendel Lo van het verdeelstuk volledig open
- Bedien de vacuümpomp om het systeem te ontluchten tot
76cmHg.
- Sluit de hendel Lo van het verdeelstuk.
- Zet de klepsteel van de verpakte kleppen volledig open.
- Verwijder de toevoerslang uit de poort.
- Draai de dopjes van het verpakte ventiel stevig vast.
Verdeelstuk
Over-onderdrukmeter
-76cmHg
Hendel Lo
Toevoerslang
Verpakt ventiel
Stroomtoevoerkabel
60mm
Proefdraaien
- Meet de voedingsspanning en controleer of het binnen het gespecificeerde bereik valt.
- Druk op de AAN-/UIT-knop op de afstandsbediening om het proefdraaien te beginnen.
10mm
40mm
Verbindingskabel
Let op: Een beschermingsfunctie voorkomt voor ongeveer 3 minuten dat airconditioner wordt
60mm
geactiveerd.
- Druk op MODE-knop, selecteer COOL-, HEAT-, FAN-modus om te controleren of alle functies
goed werken.
10mm
40mm
- Wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan 17 graden C, kan de unit niet met de afstands-
bediening in de koel-modus worden gezet. In dit geval moet handmatige bediening worden
gebruikt.
a) Open het voorpaneel van de binnen-unit;
b) Druk één keer op de knop 'Manual' om de unit te activeren.
Controlepunten
Binnen- en buiten-unit zijn correct en stevig geïnstalleerd.
Er lekt geen koelgas.
Koelgas- en vloeistofleidingen en het verlengstuk van de afvoerslang zijn
geïsoleerd.
Afvoerleiding is correct geïnstalleerd.
Systeem is goed geaard naar de aarde.
De gespecificeerde draden zijn gebruikt voor de draadverbindingen tussen
de units.
Luchtinlaat of -uitlaat van de binnen- of buiten-unit wordt niet geblokkeerd.
Binnen-unit ontvangt de opdrachten van de afstandsbediening goed.
Laatste controle vóór het proefdraaien
- CONTROLE VAN LEIDINGEN
Controleer of de in de fabriek gemonteerde leidingen van de
binnen- en buiten-unit tijdens het transport niet zijn verschoven.
Controleer of de leidingen niet tegen elkaar komen of tegen het
plaatmetaal.
- CONTROLE OP LEKKAGE
Voer met een lekdetector of met zeepsop een controle uit
van de koelleidingen. Let vooral op de flensmoer-verbindingen,
klepsteel-verbindingen en poortdeksel-verbindingen.
Drukmeter
Hendel Hi
Toevoerslang
Vacuümpomp
Controlepunten
Probleem
Storing, trillingen, lawaai
Onvoldoende koeling/verwarming
Waterlekkage
Waterlekkage
Elektrische lekkage
Werkt niet of brandschade
Onvoldoende koeling/verwarming
Werkt niet
Controlepunten
binnenshuis
Controlepunten
buitenshuis
AUTO/COOL
Knop handmatige bediening
Controleren