nl
3. Boor de gaten duw de pluggen tot aan de
rand in de gaten.
4. Ophanging van de boventoren bevestigen.
5. Schroef de schroeven zo ver in de pluggen
(10 mm gaten) dat de schroeven nog 20 mm
uitsteken.
6. Hang de afzuigkap op en bevestig deze
losjes met onderlegringen en moeren.
7. (bij modeilen met een glasplaat) Klap de
glasplaat omlaag. Glasplaat iets naar voren
trekken tot hij iets omlaag klapt. Glasplaat in
deze schuine stand naar achteren drukken
tot hij vrijkomt. Dan de glasplaat geheel
omlaag klappen.
8. Eventueel de afzuigkap extra bevestigen
met twee schroeven. Moer in stap 6
vastdraaien.
9. (Alleen bij kappen met een glasplaat) De
glasplaat in omgekeerde volgorde weer
omhoog klappen.
10. (Gebruik met afvoerlucht) Breng de
luchtafvoerslang aan, bevestig hem en zorg
ervoor dat de slang niet knikt.
11. Breng de elektrische aansluiting tot stand
(gebruik met afvoerlucht). Sluit de
aansluitkabel aan Indien een externe
ventilatormotor wordt gebruikt.
12. Buig de bevestigingskerven in de
boventoren ca. 2 mm naar buiten. iS.Schuif
de boventoren in de bevestigingslip van de
torenophanging tot hij goed vastzit.
13. Buig de ondertoren iets open en plaats
hem over de boventoren en de afzuigkap. De
ondertoren moet op de afzuigkap rüsten.