Inhoud
Veiligheidsvoorschriften
materieel ................................................................ 30
1. Algemeen .......................................................... 31
2. Hantering .......................................................... 31
3. Installatie .......................................................... 31
3.1. Montage ....................................................... 31
5. Onderhoud ........................................................ 32
7. Typeplaatje ....................................................... 32
Afbeeldingen ..................................................... 43
12.
Veiligheidsvoorschriften voor personen en materieel
De volgende symbolen
paragraaf geven aan dat er gevaar kan optreden
indien
de
overeenkomstige
worden opgevolgd.
GEVAAR
Niet-naleving
Gevaar voor
voorschrift brengt risico van
elektrocutie
elektrocutie met zich mee.
Niet-naleving
GEVAAR
voorschrift brengt risico van
persoonlijk letsel en materiële
schade met zich mee.
WAARSCHU
Niet-naleving
WING
voorschrift brengt risico van
schade aan de pomp of de
installatie met zich mee.
1. ALGEMEEN
Wij verstrekken u deze aanwijzingen om u over de
juiste installatie en een optimaal rendement van
onze pompen te informeren.
Lees eerst deze aanwijzingen voordat u de
pomp gaat installeren. Bewaar deze om in de
toekomst na te kunnen slaan.
Dit
zijn
centrifugale
aangedreven , met zelfaanzuigende capaciteit en
met Venturi -systeem geleverd .
De
DELTA
1755
modellen
centrifugaalpompen bestaande uit diverse in-line
gemonteerde rotoren, elk met hetzelfde debiet,
maar met verschillende druk, afhankelijk van het
aantal opgestelde rotoren.
Beschikken over een recirculatiesysteem met een
automatisch ventiel om tot 9 meter aan te kunnen
zuigen.
Bij gebruik van een voetventiel vindt direct een
zelfaanzuiging plaats.
Deze pompen zijn geschikt voor gebruik met
schoon water tot max. 40°C zonder zwevende
deeltjes van vaste stoffen.
voor
personen
en
naast een
voorschriften
niet
van
dit
van
dit
van
dit
horizontaal
elektrisch
zijn
meertraps
Volg de installatie- en gebruiksvoorschriften
en
de
schema's
verbindingen correct op voor een goede
werking van de pomp.
Niet-naleving van de instructies in deze
gebruiksaanwijzing kan leiden tot overbelasting
van de motor, een verlies van de technische
capaciteiten, een
levensduur van de pomp en allerlei gevolgen
waarvoor we de ansprakelijkheid van de hand
wijzen.
2. HANTERING
De pompen worden in een passende verpakking
geleverd
om
transportschade
Controleer voor het uitpakken of de verpakking
beschadigd of vervormd werd.
Wees voorzichtig bij het optillen en hanteren
van dit apparaat. Gebruik hiervoor passend
gereedschap.
3. INSTALLATIE
Deze pompen zijn ontwikkeld voor gebruik in
binnenruimten als buiten.
Zorg ervoor dat de pomp niet wordt ondergedompeld
en dat het berust op een droge en goed
geventileerde ruimte.
3.1. Montage
Monteer de pomp op een stevige, horizontale
ondergrond. Bevestig de pomp met schroeven.
Maak gebruik van de gaten in de pompvoet om een
stabiele montage te waarborgen.
3.2. Aanzuigleiding monteren
De leidingsdiameter moet even groot zijn als het
inlaatmondstuk van de pomp of groter als de afstand
langer dan 7 meter is. Om de vorming van luchtbellen
te voorkomen moet u de leiding omhooglopend met
een helling van minstens 2% aanleggen.
De aanzuigpomp wordt zo dicht mogelijk bij het
waterpeil geïnstalleerd om de afstand van het
aanzuigtraject te verkorten en drukverliezen te
voorkomen.
Het is van wezenlijk belang dat de aanzuigleiding
ten minste 30cm onder de dynamische waterstand
komt. (Afb.3)
3.3. Persleiding monteren
De diameter van de leiding moet even groot of
groter zijn dan de diameter van de inlaat van de
persleiding
om
drukverliezen op
kronkelige stukken te reduceren.
Het gewicht van de leiding mag nooit op de pomp
rusten.
Wordt hij niet met een voetventiel geïnstalleerd,
installeer dan een terugslagklep om het leeglopen
van de leiding te voorkomen.
3.4. Elektrische installatie
De elektrische installatie moet beschikken
over een alpolige afschakeling met minimaal
3mm contactopeningsafstand.
31
NL
van
de
elektrische
vermindering van de
te
voorkomen.
langere
en