Olie verwijderen
1.
Ontkoppel de bougiekabel terwijl de motor is uitgeschakeld, maar nog wel warm
is (D, Afbeelding 18) en houd deze uit de buurt van de bougie (E).
2.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 19).
3.
De motor heeft twee olieaftappluggen. Verwijder een van de olieaftappluggen (F,
H, Afbeelding 20). Laat de olie in een goedgekeurde bak stromen.
4.
Plaats nadat de olie is afgetapt, de olieaftapplug terug en zet deze vast (F, H,
Afbeelding 20).
Olie bijvullen
• Zorg ervoor dat de motor waterpas staat.
• Verwijder eventueel vuil uit het olievulgebied .
• Zie het hoofdstuk Specificaties voor oliecapaciteit.
1.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 19) Goed afdrogen met een schone doek.
2.
De motor heeft meerdere olievulopeningen. Giet langzaam olie in de vulopening
voor motorolie (C, G, Afbeelding 20). Voeg niet te veel olie toe. Wacht na het
bijvullen van de olie één minuut en controleer dan het oliepeil.
3.
Plaats de peilstok (A, afbeelding 19).
4.
Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. Het oliepeil is juist als het bovenaan
bij de indicator staat voor vol (B, afbeelding 19) op de peilstok.
5.
Plaats de peilstok terug (A, afbeelding 19).
6.
Sluit de bougiekabel aan (D, afbeelding 18) op de bougies (E).
Olie verversen in de reductie-unit
6:1 Tandwielreductie-unit
Zie figuur: 21
Indien de motor is uitgerust met een 6:1 tandwielreductie-unit, voer onderhoud hieraan
dan als volgt uit:
1.
Verwijder de olievulplug (A, afbeelding 21) en de oliepeilplug (B).
2.
Verwijder de olieaftapplug (C, afbeelding 21) en tap de olie af in een geschikte
bak.
3.
Plaats de olieaftapplug en zet deze vast (C, afbeelding 21).
4.
Giet langzaam tandwielsmeerolie (zie het deel Specificaties) in de olievulopening
(D, afbeelding 21) om de unit weer te vullen. Blijf olie naar binnen gieten totdat de
olie uit de oliepeilopening (E) stroomt.
5.
Plaats de olieniveauplug (B, afbeelding 21) terug en zet deze vast.
6.
Plaats de olievulplug (A, afbeelding 21) terug en zet deze vast.
Opmerking: De olievulplug (A, afbeelding 21) heeft een ontluchtingsopening (F) en moet
worden gemonteerd op de bovenzijde van de afdekking van de tandwielkast, zoals
afgebeeld.
2:1 Kettingreductie-unit
Zie afbeelding: 22
Indien de motor is uitgerust met een 2:1 kettingreductie-unit (G, afbeelding 22), dan is
olie verversen niet nodig. De olie in de motor smeert ook de kettingreductie-unit.
2:1 Natte koppeling reductie-unit
Zie figuur: 23
Indien de motor is uitgerust met een 2:1 natte koppeling reductie-unit, voer onderhoud
hieraan dan als volgt uit:
1.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 23).
2.
Verwijder de olieaftapplug (B, afbeelding 23) en tap de olie af in een geschikte
bak.
3.
Plaats de olieaftapplug en zet deze vast (B, afbeelding 23).
4.
Giet langzaam olie (zie het deel Specificaties ) in de olievulopening (C,
afbeelding 23) om de unit weer te vullen.
5.
Plaats de peilstok terug (A, afbeelding 23).
6.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 23) en controleer het oliepeil. Het oliepeil is
juist als het bovenaan bij de indicator voor het vullen van de olie (D) op de peilstok
staat.
7.
Plaats de peilstok terug (A, afbeelding 23).
Onderhoud aan het luchtfilter
Zie afbeelding: 24, 25
90
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken.
• De motor mag nooit worden gestart of draaien als de luchtfiltereenheid (indien
aanwezig) of het luchtfilter (indien aanwezig ) is verwijderd.
OPGEPAST
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan het
filter beschadigen en oplosmiddelen kunnen het filter oplossen.
Zie het Onderhoudsschema voor het benodigde onderhoud.
Papieren luchtfilter
1.
Maak de bevestiging(en) (C, afbeelding 24) los.
2.
Verwijder het deksel (A, afbeelding 24).
3.
Verwijder het filter (B, afbeelding 24).
4.
Tik het filter (B, afbeelding 24) voorzichtig op een hard oppervlak om het vuil los
te maken. Als het filter zeer vuil is, vervang het dan door een nieuw filter.
5.
Installeer het filter (B, afbeelding 24).
6.
Plaats het deksel (A, afbeelding 24) en zet het goed vast met de bevestiging(en)
(C). Zorg dat de bevestiging(en) goed vast zit(ten).
Papieren luchtfilter, laag profiel
1.
Verplaats de vergrendeling (A, afbeelding 25) om het deksel (C) te ontgrendelen.
2.
Druk de lipjes in (B, afbeelding 25) en verwijder het deksel (C).
3.
Verwijder het filter (D, afbeelding 25).
4.
Tik het filter (D, afbeelding 25) voorzichtig op een hard oppervlak om het vuil los
te maken. Als het filter zeer vuil is, vervang het dan door een nieuw filter.
5.
Installeer het filter (D, afbeelding 25).
6.
Plaats het deksel (C, afbeelding 25). Verplaats de vergrendeling (A) naar de
vergrendelstand.
Opmerking: Controleer de pasvorm van de schuimafdichting (E, afbeelding 25). Zorg
ervoor dat de perimeter-schuimafdichting correct in het kanaal (F) zit.
Onderhoud brandstofsysteem
Zie afbeelding: 26
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken.
• Houd de brandstof uit de buurt van vonken, open vlammen, waakvlammen, hitte
en andere ontstekingsbronnen.
• Controleer brandstofleidingen, tank, vuldop en koppelingen regelmatig op barsten
of lekkages. Vervang deze, indien noodzakelijk.
• Voordat u het brandstoffilter reinigt of vervangt, moet u eerst de brandstoftank
aftappen of de brandstofafsluitklep dichtdraaien.
• Wanneer er brandstof is gemorst, dient u te wachten tot deze verdampt is voordat
u de motor start.
• Vervangingsonderdelen moeten hetzelfde zijn en op dezelfde plaats worden
geïnstalleerd als de originele onderdelen.
Brandstofzeef, indien aanwezig
1.
Verwijder de brandstofdop (A, Afbeelding 26).
2.
Verwijder de brandstofzeef (B, Afbeelding 26).
3.
Reinig of vervang de brandstofzeef wanneer deze vuil is. Vervang een
brandstofzeef altijd door een origineel vervangingsonderdeel.
Onderhoud aan het koelsysteem
WAARSCHUWING
Draaiende motoren produceren warmte. Motoronderdelen, vooral
geluiddempers, worden zeer heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras en hout, kan in brand vliegen.
• Laat geluiddemper, motorcilinder en koelvinnen afkoelen voordat u ze aanraakt.
VanguardPower.com