AUX-AUDIOBRONNEN
Gebruik
Uw audiospeler moet zijn verbonden met het
audiosysteem om alle functies te kunnen ge-
bruiken.
Opmerking: een digitaal apparaat moet
eerst aan het audiosysteem zijn gekoppeld
voordat hiermee verbinding kan worden ge-
maakt.
Als de digitale Bluetooth® audiospeler ver-
bonden is, kunt u deze bedienen vanaf het
audiosysteem.
Als u het muzieknummer wilt onderbreken,
drukt u op de 18-toets of tegelijkertijd op
de 17- en 19-toetsen van de bediening bij
het stuurwiel (druk nogmaals op deze toet-
sen om het afspelen te hervatten).
Druk op toets 7 op het voorpaneel van het
audiosysteem of draai aan de regelknop 20
of 23 op de stuurkolomregeling om naar het
volgende of vorige nummer te gaan.
NB: hoeveel functies toegankelijk zijn ver-
schilt naargelang het type audiospeler en de
compatibiliteit ervan met het audiosysteem.
NB: raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
uw apparaat voor meer bijzonderheden over
de verbindingsprocedure.
(3/4)
1
Willekeurig afspelen Mix
Als u alle tracks willekeurig wilt afspelen
drukt u op 1 of 2 op het toetsenbord van het
audiosysteem of op de 28-toets op het voor-
paneel van het audiosysteem.
Het MIX
symbool 1 verschijnt op het
scherm. Een track wordt direct op willekeu-
rige wijze gekozen. De overgang van track
tot track gebeurt willekeurig.
Als u willekeurig afspelen wilt uitschakelen
drukt u opnieuw op 1 of 2 op het toetsenbord
van het audiosysteem of op de 28-toets op
het voorpaneel van het audiosysteem. Het
MIX symbool 1 dooft.
Willekeurig afspelen wordt automatisch uit-
geschakeld wanneer het audiosysteem is
uitgeschakeld en de verbinding met de au-
diobron is verbroken.
NL.23