•
zo vaak op -dB drukken, totdat "EL" verschijnt.
•
met de toetsen 1 tot 5 de equalizer-instelling kiezen.
Handmatige equalizer-instelling oproepen
Indien de weergave via de handmatige equalizer-instelling plaats moet
vinden,
•
kort op DSA drukken en
•
zo vaak op -dB drukken tot "EQ" op het display verschijnt.
•
met de toetsen 1 tot 5 (kort indrukken) uw handmatige equalizer-
instelling kiezen.
Dynamic Noise Covering – rijgeluid-maskering
Met DNC wordt een bij een stilstaande auto als aangenaam ervaren
volume tijdens het rijden verhoogd.
De mate waarin verschilt per frekwentiebereik, afhankelijk van de
geluidsontwikkeling in de auto.
Zo blijven volume en klankbeeld ook bij wisselende geluidsontwikkeling
aangenaam te verstaan. Aan plotseling optredende geluiden, zoals die
bijv. bij het oversteken van een spoorwegovergang ontstaan, wordt geen
aandacht geschonken.
Kalibreren van DNC
Voor een bij de auto passend gebruik is een kalibratie via de meetmikrofoon
nodig. De mikrofoon wordt met het meegeleverde zelfklevende klitteband
blijvend in de buurt van de konsole gemonteerd, echter niet op plaatsen
waar trillingen optreden of tegen ontluchting/verwarming.
De opening van de mikrofoon moet in de richting van de passagiersplaats
wijzen. De kalibratie moet op een rustige plaats, met de motor uit, plaats
vinden.
•
Zo vaak op DSA drukken, totdat "DNC-MID", "-HIGH" of "-LOW"
of "DNC-OFF" op het display verschijnt.
•
Ca. 2 sek. op een willekeurige voorkeuzetoets (1 - 6) drukken,
totdat "MicPos 8" op het display verschijnt.
De DNC-kalibratie is gestart en loopt nu automatisch verder.
U kunt de procedure afbreken, wanneer u op een voorkeuzetoets (1 - 6)
drukt.
Het display toont "DNC-ADJ", nu vindt de eigenlijke kalibratie plaats.
Zodra het display "DNC-OK" toont, is de kalibratie-procedure afgesloten.
Het display toont ca. 8 sek. lang "DNC-MID".
Aansluitinstructies, fig. 5
Aardekabel (Ground)
Massakabel niet aan de minpool van de accu vastklemmen.
Aardekabel
aan
daartoe
(carrosserieschroef, carrosserieplaatwerk) en afhankelijk van de ligging
van dit aardepunt inkorten.
Isolatie aan het einde van de aardekabel verwijderen en de kabelschoen
aansluiten (eventueel vastsolderen).
Kontaktvlak van het aardepunt blank krabben en met grafietvet insmeren
(belangrijk voor een goede aardeverbinding).
Aardekabel vastschroeven.
Pluskabel (ACC +12 V)
(ignition)
Wanneer de pluskabel in zekeringhouder kl. 15 (plus geschakeld via
contactslot) achter de zekering wordt aangesloten, is het mogelijk de
autoradio via het contactslot aan- en uit te schakelen. Bovendien wordt
het toestel, ter beveiliging van de accu, na een een uur automatisch
uitgeschakeld.
De vertraagde uitschakeling na een uur wordt niet geaktiveerd, als de
continu-plus (klem 30) wordt aangesloten.
Aansluiten van constante plus
(Battery +12 V)
ACC-pluskabel van het voertuig niet gebruiken.
Pluskabel (rood) met forse doorsnede (2,5 mm2) direct naar accu
trekken (kabel niet direct langs kabelbomen aanbrengen). Zekeringhouder
3 D94 653 070 (2/95)
DNC
geschikt
aardepunt
aansluiten
per. +12V
als beveiling in de pluskabel opnemen en op de pluspool van de accu
vastklemmen (eventueel tussenwand doorboren en passende
doorvoertule gebruiken).
Stuurkabel (Power Antenne +)
De stuurkabel is de geschakelde plus-uitgang voor moderne komponenten
zoals bijv: versterker, equalizer of motor-antenne.
De stuurkabel niet aan klem 15 (plus geschakeld) of klem 30 (continu-
plus) aansluiten.
Wanneer een volautomatische motorantenne wordt aangesloten, dient
de stuurkabel van die motorantenne m.b.v. een kabelklem te worden
vastgeklemd op de stuurkabel.
Aansluiting voor verlichting (Illumination)
Aansluiting voor verlichting bij voertuigen met regelbare dashboard-
verlichting (plus-geregeld).
Telefoon-mute (Low)
Is een autotelefoon aangesloten, dan wordt de radio voor de duur van het
telefoongesprek stomgeschakeld.
Meetmikrofoon
De meetmikrofoon dient voor het opnemen van storende geluiden, voor
de DNC-besturing, alsook voor de HiFi- en DNC-kalibratie. Wisselaars
mogen hier niet worden aangesloten.
Wijzigingen voorbehouden.
Säkerhetsföreskrifter
Monterings-och inkopplingsinformation
Under monterings- och inkopplingstiden skall bilbatteriets minuspol vara
lossad.
Vara noga med att inga delar i bilen (batteri, ledningarnar, högtalare)
skadas vid borrning av hål.
Plusledningens area får ej vara mindre än 2,5 mm
avsäkrad med en 10 A snabb säkring.
Bilstereons hölje blir under drift mycket varmt.
Varning: Det år därför viktigt att se till att inga kablar ligger emot
höljet.
Anslutning i bilar med systemkontakter
Använd ej bilens plus-/minus-systemkontakt.
För inkoppling av plus och minus används anslutningskabel
7 607 884 093, se fig. 4, 5.
I vissa Mercedesbilar finns en 10 polig kontakt i radiouttaget.
Denna kontakt får ej anslutas till bilstereon. Om denna kontakt ansluts till
bilstereon kortsluts styrspänningen till antenn/förstärkare mot jord och
en ledningsbana i radion brinner av.
Anmärkning:
Det fäste som ingår i leveransomfattningen av denna bilradio, gör det
möjligt med inbyggnad i fordon med DIN-bilradiourtaget av 182 x 53 mm,
+12V
175 mm monteringsutrymme och en instrumentbrädestjocklek vid
fästtungorna av 5,2 - 6,3 mm, se fig. 1.
För bilar med avvikande radiouttag har Blaupunkt, för de vanligaste
bildodellerna, bilspecifika monteringssatser för apparater med 50/52 mm:s
höjd.
Kontrollera därför, vilka monteringsförhållanden som föreligger för fordonet
och använd om så visar sig lämpligt en fordonsspecifik monteringssats,
t ex VW Golf II / Jetta II: 7 608 3824 73.
Om monteringssats för apparater med 52 mm:s höjd används skall 4
distansplattor artikelnummer 8 601 055 056 användas, fig. 1a.
+12V
S
2
. Apparaten är