NL
4. INSTELLINGEN VAN DRUKSENSOREN
Om na de installatie van de sensoren de correcte werking van de VAV-modus te kunnen garanderen, moeten
de volgende instellingen worden gerealiseerd:
1. Aanbevolen wordt om na inschakelen van de elektrische voeding naar de uitgeschakelde eenheid elke
sensor op de initiële (nul) positie in te stellen. Druk daartoe de 'NUL'-knop binnenin de sensor gedurende 8 s.
in (De AHU moet worden gestopt op het moment van initialisatie).
LED
Instellingen jumper
‚NUL'-knop
2. Stel de jumpers binnenin de sensor in op het vereiste drukbereik.
Drukbereiken:
3. Stel de regelmodus Constant Luchtvolume ('CAV') in.
4. Schakel de luchtbehandelingseenheid in.
5. Als het luchtdebiet van de bedrijfseenheid zijn nominale waarde (100%) bereikt, moet de spanning (DC)
tussen 2 en 3 contactpunten van de druksensoren (zie Fig. 4) met een digitale multimeter worden gemeten. De
spanning moet binnen het bereik van 3 ... 9 V (aanbevolen – 6V) liggen. Als de spanning buiten bereik is, moet
met de jumpers een ander drukbereik worden gekozen.
Het sensordrukbereik kan ook worden ingesteld zonder rekening te houden met de hier-
boven voorgestelde omschrijvingen. Daarvoor heeft u een speciaal apparaat nodig om
de geschikte maximale leidingdruk te meten.
26
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
Fig. 4. Instellingen van druksensoren
VAV-18-11