<Bedradingsmethode en adresinstellingen>
a. Zorg ervoor dat afgeschermde bedrading wordt gebruikt voor aansluitingen tussen buitenapparaat (OC) en binnenapparaat (IC), tussen OC en OC, en tussen IC en IC.
b. Gebruik voedingsbedrading om de aansluitklemmen M1 en M2 en aardklem op het aansluitblok voor de transmissielijn (TB3) van elk buitenapparaat (OC) aan te sluiten
op M1, M2 en klem S op het transmissieblok van de binnenapparaten (IC).
c. Sluit aansluitklemmen 1 (M1) en 2 (M2) van het transmissiekabelblok van binnenapparaat (IC) met het laatste adres in dezelfde groep aan op aansluitblok van de
afstandsbedieningseenheid (RC).
d. Sluit de aansluitklemmen M1, M2 en S op het aansluitblok (TB7) voor centrale bediening op beide buitenapparaten (OC) op elkaar aan.
e. Verander de jumperklem op de bedieningskaart van CN41 naar CN40 voor slechts een enkel buitenapparaat.
f.
Sluit de aansluitklem S op het aansluitblok (TB7) voor centrale bediening van het buitenapparaat (OC) aan op de aardschroef (
apparaat waarvan de jumperklem in de bovenstaande stap in CN40 is geplaatst.
g. Stel de schakelaar voor de adresinstelling in zoals hieronder wordt getoond.
*
Als u het adres van het buitenapparaat op 100 wilt instellen, dient u de schakelaar voor het instellen van het adres in te stellen op 50.
Apparaat
Bereik
IC (Hoofd)
01 t/m 50
IC (subinstelling)
01 t/m 50
Buitenapparaat
51 t/m 100
BC-bedieningseenheid (Hoofd)
51 t/m 100
BC-bedieningseenheid (subinstelling)
51 t/m 100
M-NET R/C (Hoofd)
101 t/m 150
M-NET R/C (subinstelling)
151 t/m 200
MA R/C
h. Stel meerdere buitenapparaten in als een groep vanaf de afstandsbedieningseenheid (RC) nadat de spanning is ingeschakeld. Zie de installatiehandleiding van de
afstandsbedieningseenheid voor meer informatie.
<Toegestane lengte>
1 M-NET-afstandbediening
•
Grootste lengte via buitenapparaten: L
•
Grootste lengte transmissiekabel: L
•
Lengte kabel afstandsbedieningseenheid: r
2 MA-afstandbediening
•
Grootste lengte via buitenapparaten (M-NET-kabel): L
•
Grootste lengte transmissiekabel (M-NET-kabel): L
•
Lengte kabel afstandsbedieningseenheid: c
3 Transmissieversterker
Grootste lengte transmissiekabel (M-NET-kabel): 1 L
•
•
Lengte kabel afstandsbedieningseenheid: r
10.4. Bedrading van netvoeding en capaciteit van apparatuur
Schematisch diagram voor bedrading (Voorbeeld)
[Fig. 10.4.1] (P.5)
A Draadonderbrekingsschakelaar (Aardlekschakelaar)
D Trekdoos
Dikte van de netvoedingskabels, in-/uitschakelcapaciteiten en systeemimpedantie
Hoofdkabel
P200
Buitenapparaat
P250
16 A of minder
Totale bedrijfs-
stroomsterkte van
25 A of minder
binnenunit
32 A of minder
1. Gebruik voor buiten- en binnenapparaat gescheiden stroomvoorzieningen.
2. Houd bij het aanbrengen van bedrading en verbindingen rekening met de plaatselijke omstandigheden (plaatselijke temperatuur, direct zonlicht, regenwater
enzovoort).
3. De aangegeven draadgrootte is het minimum voor metalen bedrading. Het elektriciteitssnoer moet 1 orde dikker zijn in verband met voltageverlies. Zorg
ervoor dat het voltage van de stroomvoorziening niet meer dan 10 % daalt.
4. De bedrading moet voldoen aan de plaatselijke eisen.
5. De elektriciteitssnoeren voor onderdelen van apparaten die buiten worden gebruikt, mogen niet lichter zijn uitgevoerd dan flexibel snoer met polychloropreen
omhulsel (ontwerp 245 IEC57). Gebruik bijvoorbeeld snoeren van het type YZW.
6. Bij het installeren van de airconditioner moet worden voorzien in een schakelaar met tenminste 3 mm afstand tussen de contacten in elk van de polen.
7. Dit apparaat moet worden aangesloten op een stroomvoorziening met een maximaal toegestane, in de bovenstaande tabel vermelde systeemimpedantie
aan het aansluitpunt (stopcontact) van de stroomvoorziening van de gebruiker.
De gebruiker dient te controleren of de stroomvoorziening voor het apparaat aan de hierboven vermelde eisen voldoet.
Indien nodig kan de gebruiker de systeemimpedantie aan het aansluitpunt opvragen bij zijn lokale stroomleverancier.
64
Gebruik het meest recente adres binnen dezelfde groep binnenunits.
Stel de adressen in van elk apparaat, anders dan de IC (Hoofd), in de groep van binnenapparaten. IC (Hoofd) moet
opeenvolgend zijn
Meest recente adres van binnenapparaten in hetzelfde koelsysteem plus 50
Adres buitenapparaat + 1. Als het ingestelde adres van een binnenapparaat hetzelfde is als van een ander binnenapparaat,
dient u het nieuwe adres in te stellen op een vrij adres binnen het instellingenbereik.
Laagste adres binnen de groep binnenunits die zijn aangesloten op de subinstellinge BC-bedieningseenheid plus 50
Adres IC (Hoofd) plus 100
Adres IC (Hoofd) plus 150
–
Niet-vereiste adresinstelling (vereiste Hoofd/Subinstelling)
+L
+L
+L
en L
+L
+L
+L
en L
1
2
3
4
1
2
3
5
en L
+L
en L
+L
en L
en L
+L
1
3
4
3
5
6
2
, r
, r
, r
10 m (0,3 tot 1,25 mm
=
1
2
3
4
Wanneer de lengte groter is dan 10 m, gebruik dan afschermbedrading van 1,25 mm
worden meegenomen in de berekening van de maximale lengte en de totale lengte.
+L
+L
+L
en L
1
2
3
4
en L
+L
en L
en L
1
3
4
6
en c
+c
+c
en c
+c
1
1
2
3
1
+L
+L
+L
+L
+L
8
1
2
3
5
2 L
+L
+L
+L
+L
+L
8
1
2
3
5
3 L
+L
+L
+L
200 m (1,25 mm
=
8
1
2
4
4 L
+L
+L
+L
, L
+L
6
5
3
4
4
, r
10 m (0,3 tot 1,25 mm
=
1
2
Als de lengte groter is dan 10 m, gebruik dan afgeschermde draad met een doorsnedeoppervlakte van 1,25 mm
bereken de lengte van dat gedeelte (L
bediening.
B Beveiligingen voor stroomlekken
E Binnenapparaat
2
Minimale draaddikte (mm
)
Schakelaar (A)
Aftakking
Capaciteit Zekaering
Aarde
4,0
4,0
4,0
25
4,0
4,0
4,0
25
1,5
1,5
1,5
16
2,5
2,5
2,5
25
4,0
4,0
4,0
32
Instellingsmethode
+L
+L
500 m (1,25 mm
2
of dikker)
=
1
2
6
200 m (1,25 mm
2
of dikker)
=
6
2
)
2
+L
+L
500 m (1,25 mm
of dikker)
=
1
2
6
+L
200 m (1,25 mm
2
of dikker)
=
2
6
+c
+c
200 m (0,3 tot 1,25 mm
=
2
3
4
200 m (1,25 mm
2
)
=
6
200 m (1,25 mm
2
)
=
7
2
)
2
+L
+L
200 m (1,25 mm
)
=
3
5
7
2
)
en L
) dan in verhouding tot de totale lengte en de grootste afstand tot de afstands-
4
7
C
Onderbrekingsschakelaar
voor bedrading (NFB)
25
30
25
30
16
20
25
30
32
40
) in de elektriciteitskast voor het
2
. De lengte van dit gedeelte (L
2
)
Buitenapparaat
Maximaal toegestane
Aardlekschakelaar
systeemimpedantie
30 A 100 mA 0,1 s of minder
30 A 100 mA 0,1 s of minder
20 A 30 mA 0,1 s of minder
(heeft betrekking op EN61000-3-3)
30 A 30 mA 0,1 s of minder
(heeft betrekking op EN61000-3-3)
40 A 30 mA 0,1 s of minder
(heeft betrekking op EN61000-3-3)
) moet
8
2
en
0,48 Ω
0,46 Ω