1. Veiligheidsvoorschriften
1
Fig. 1-1
2. Plaats
D
B
Fig. 2-1
OK
OK
Fig. 2-2
A
E
C
OK
NG
FOUT
1.6. Accessoires van het buitenapparaat (Fig. 1-1)
(ZM200/250, M200/250)
De aan de linkerzijde getoonde onderdelen zijn de accessoires van dit apparaat en
zijn aangebracht aan de binnenzijde van het onderhoudspaneel.
1 Verbindingspijp (toebehoren) ......... ×1
(1) Plaats de flensmoer die van de kogelklep is verwijderd op de verbindingspijp
(toebehoren) en maak de afdichting.
(2) De verbindingspijp (toebehoren) en de ter plekke voorbereide pijp moeten zonder
oxidatie worden gesoldeerd.
(3) Verbind de verbindingspijp (toebehoren) na het solderen van de pijpen door mid-
del van een conische aansluiting met de kogelklep, die zich in de unit bevindt.
* Verbind de verbindingspijp (toebehoren) nooit met de kogelklep vóór het solderen.
Sommige onderdelen kunnen verbranden en het kan koelvloeistoflekkage veroorzaken.
2.1. Koelpijpen (Fig. 2-1)
► Controleer dat het verschil in hoogte tussen het binnen- en het buitenap-
paraat, de lengte van de koelpijpen en het aantal bochten in de leidingen
binnen de limieten zoals in onderstaande tabel aangegeven vallen.
A Pijplengte
Modellen
(1 richting)
ZM200/250
Max. 100 m
M200/250
Max. 70 m
• De begrenzingen voor het hoogteverschil zijn voor alle opstellingen van bin-
nen- en buitenapparaten bindend, onafhankelijk van het feit welk apparaat hoger
opgesteld wordt.
Binnenapparaat
D
Buitenapparaat
E
2.2. De installatieplaats voor het buitenapparaat kiezen
/ R32 is zwaarder dan lucht—en andere koelmiddelen—dus zal het zich ophopen
aan de onderkant (vlak bij de vloer). Als R32 zich ophoopt rond de onderkant,
kan de concentratie ervan in een kleine ruimte oplopen tot een brandbaar
niveau. Ter voorkoming van ontsteking moet een adequate ventilatie zorgen
voor een veilige gebruiksomgeving. Als er koelmiddel lekt in een onvoldoende
geventileerde ruimte, mag er geen open vuur worden gebruikt totdat adequate
ventilatie de gebruiksomgeving heeft verbeterd.
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmtebronnen.
• Kies een plaats waar niemand last heeft van het geluid van het apparaat.
• Kies een plaats die eenvoudige aansluiting van de elektrische bedrading en pijpen
naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
• Vermijd plaatsen waar brandbare gassen worden geproduceerd of kunnen lekken,
stromen of samenstromen.
• Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan drup-
pelen.
• Kies een vlakke constructie die bestand is tegen het gewicht en de trillingen van
het apparaat.
• Vermijd plaatsen waar het apparaat door sneeuw kan worden bedekt. In sneeuwrijke
gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het verhogen van
de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorkomen dat de sneeuw
in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de normale luchtstroom
bemoeilijken en storingen veroorzaken.
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan olie, stoom of zwavelgas.
• Gebruik de tilhandgrepen van het buitenapparaat om het apparaat te verplaatsen.
Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen ontstaan
aan de handen of vingers.
• De aansluitingen van koelleidingen moeten toegankelijk zijn voor onderhoudswerk-
zaamheden.
/ Installeer buitenapparaten op een plaats met minimaal een van de vier zijden
open en in een ruimte zonder verlagingen die voldoende groot is. (Fig. 2-2)
C Aantal bochten
B Hoogteverschil
bends (1 richting)
Max. 30 m
Max. 15
Max. 30 m
Max. 15
3
nl