1.4.1 Het reinigen van de
pluizenzeef T
De in het luchtinlaatrooster (6) aanwezige
pluizenzeef (7) moet regelmatig worden
gereinigd, zodat een storingsvrije ontlading
van de warmteaccumulator gegarandeerd is.
Bij een verstopte pluizenzeef als volgt te
werk gaan:
– Luchtinlaatrooster na het beneden duwen
Wat te doen als . . . ?
•
het accumulatorgedeelte neit warm
wordt?
•
de temperatuur van de behuizing
van het accumulatorgedeelte ook bij
zacht weer buitengewoon hoog
mocht zijn?
T
6, 7
van de bovenste vergrendelingshaakjes
naar voren kantelen en afnemen;
– Pluizenzeef met b.v. een schroevendraaier
uit het rooster drukken en met een borstel,
stofzuiger of iets dergelijks reinigen;
Pluizenzeef weer in het rooster plaatsen en
over de noppen inklikken;
– Luchtinlaatrooster aan de onderkant
schuin op de noppen aan de bodem van
het toestel plaatsen, aan de bovenkant
voor de gebruiker
Controleer, of . . .
. . . de keuzeknop op stand 3 is ingesteld.
. . . in uw zekeringkast de desbetreffende
zekeringen defect zijn of de automatische
zekering is uitgeschakeld.
De oorzaak verhelpen!
Mocht het accumulatorgedeelte de
volgende dag dan nog steeds niet
opgewarmd heeft, waarschuw dan de
installateur.
Controleer, of . . .
. . . de ventilator met de ruimtethermostaat
kan worden ingeschakeld.
Zo niet, waarschuw dan de installateur.
. . . het pluizenzeef in het uitblaasoester vrij
is.
Oorzaak volgens punt 1.4.1 opheffen!
omzwenken en achter het luchtuitlaatrooster
inklikken.
1.5 Belangrijke aanwijzing
Deze handleiding zorgvuldig bewaren,
bij verhuizing aan de opvolger
overhandigen.
Bij eventuele herstelwerkzaamheden aan
de installateur ter inzage geven.
voor de installateur
Proef, of . . .
. . . de bekrachtiging van de oplaadcontacteur
in orde is.
. . . spanning aan de klemmen L1/L2/L3
aanwezig is.
. . . of de veiligheidsbegrenzer (F1)
uitgeschakeld is.
"CLICK"
Proef, of . . .
. . . de ruimtethermostaat heeft ingeschakeld
en spanning aan de klem staat.
. . . de ventilatoren draaien.
. . . de veiligheidsthermostaat (N5, zie blz. 3) in
de luchtuitgang uitgeschakeld is.
. . . het stuursignaal Z1 van de oplaadregeling
aan de klemmen Z1/Z2 van de kachel
toekomt.
6
7
33