5.3.1
Hydraulisch aansluiten boiler
Installatievoorbeeld met alle aanbevolen ventielen en kranen in de gra-
fiek ( afbeelding 10, pagina 48)
▶ Gebruik installatiemateriaal dat tot 95 °C (203 °F) temperatuurbe-
stendig is.
▶ Gebruik geen open expansievaten.
▶ Gebruik bij waterverwarmingsinstallaties met kunststof leidingen
metalen aansluitkoppelingen.
▶ Dimensioneer de aftapleiding conform de aansluiting.
▶ Bouw geen bochten in de aftapleiding in, anders kan de installatie
niet goed spuien.
▶ Oplaadleiding zo kort mogelijk uitvoeren en isoleren.
▶ Verplicht een overstortventiel tussen terugslagklep en koudwaterin-
gang inbouwen.
▶ Wanneer de rustdruk van de installatie hoger dan 5 bar is, moet een
drukverminderaar aan de koudwaterleiding geïnstalleerd worden
▶ Sluit alle niet gebruikte aansluitingen.
Pos.
Omschrijving
1
Boilervat
2
Be- en ontluchtingsventiel
3
Afsluitklep met aftapklep
4
Veiligheidsventiel
5
Terugslagklep
6
Afsluiter
7
Sanitaire circulatiepomp
8
Drukregelaar (indien nodig)
9
Controleklep
10
Terugslagventiel
11
Aansluiting voor manometer
AB
Warmwateruitgang
EK
Koudwateringang
EZ
Ingang circulatie
Tabel 7
5.3.2
Overstortventiel inbouwen
▶ Bouw een voor drinkwater toegelaten overstortventiel (≥ DN 20) in
de koudwaterleiding in ( afbeelding 10, pagina 48).
▶ Installatiehandleiding van het overstortventiel respecteren.
▶ De uitblaasleiding van het overstortventiel moet in het tegen bevrie-
zing beschermde gebied via een afwatering uitmonden, waarbij de
plaats vrij moet kunnen worden geobserveerd.
– De uitblaasleiding moet minimaal overeenkomen met de uitlaatdi-
ameter van de veiligheidklep.
– De uitblaasleiding moet minimaal het debiet kunnen afblazen, dat
in de koudwateringang mogelijk is ( tab. 2.5).
▶ Instructiebord met de volgende tekst op het overstortventiel aan-
brengen "Uitblaasleiding niet afsluiten. Tijdens het verwarmen kan
bedrijfsmatig water ontsnappen."
Wanneer de rustdruk van de installatie hoger wordt dan 80 % van de aan-
spreekdruk van het overstortventiel:
▶ Drukreduceerventiel voorschakelen ( afbeelding 10, pagina 48).
Aansluitdruk
Aanspreekdruk
(rustdruk)
overstortventiel
< 4,8 bar
≥ 6 bar
5 bar
6 bar
5 bar
≥ 8bar
6 bar
≥ 8bar
7,8 bar
10 bar
Tabel 8 Keuze van een geschikt drukreduceerventiel
Stora – 6720883811 (2018/12)
Drukreduceerventiel
in de EU
Buiten de EU
Niet nodig
Niet nodig
≤ 4,8 bar
≤ 4,8 bar
Niet nodig
Niet nodig
≤ 5 bar
Niet nodig
≤ 5 bar
Niet nodig
5.4
Temperatuursensoren
Voor de meting en bewaking van de watertemperatuur een temperatuur-
sensor monteren. Aantal en positie van de temperatuursensor
(dompelhuls), zie productbeschrijving, tab. 2.3, pagina 17
▶ Monteer de temperatuursensor ( afb. 11 en 12, pagina 48).
Voor een goed thermisch contact moet ervoor gezorgd worden, dat
het sensorvlak over de gehele lengte contact heeft met het dompel-
hulsvlak.
5.5
Elektrische weerstand (toebehoren)
▶ Bouw de elektrische weerstand conform de separate installatiehand-
leiding in.
▶ Voer na afronding van de installatie van de boiler een randaardetest
uit. Betrek daarin alle metalen aansluitkoppelingen.
6
In bedrijf nemen
GEVAAR:
Beschadiging van de boiler door overdruk!
Door overdruk kunnen spanningsscheuren ontstaan.
▶ Uitblaasleiding van het overstortventiel niet afsluiten.
▶ Voer voor de aansluiting van de boiler de dichtheidstest op de water-
leidingen uit.
▶ Neem cv-ketels, modules en toebehoren conform de instructies van
de leverancier in de technische documenten in gebruik.
6.1
Boiler in bedrijf nemen
▶ Voor het vullen van de boiler:
leidingen en boiler met drinkwater spoelen.
▶ Boiler bij geopend warmwateraftappunt vullen tot er water uitkomt.
▶ Voer een dichtheidstest uit.
Voer de lekdichtheidstest van de boiler uitsluitend met drinkwater uit.
De testdruk mag aan de warmwaterzijde maximaal 10 bar overdruk zijn.
Instelling van de boilertemperatuur
▶ Gewenste boilertemperatuur conform de bedieningshandleiding van
de cv-ketel instellen.
In bedrijf nemen
27