GEBRUIK
Relatieve modus
Wanneer de relatieve modus is geselecteerd, registreert het apparaat de huidige meting als referentie voor de latere metingen.
1. Druk op de toets "REL". Het apparaat gaat over op de relatieve modus en registreert de huidige meting als referentie voor de latere
metingen, de icoon "REL" wordt weergegeven op het beeldscherm. De op het beeldscherm weergegeven waarde is gereset.
2. Wanneer u een nieuwe meting uitvoert, toont de op het beeldscherm weergegeven waarde het verschil tussen de referentiemeting
en de nieuwe meting.
N.B.: Druk nogmaals op de toets "REL". De icoon "REL" knippert op het beeldscherm, de referentiewaarde wordt weergegeven. Druk
nogmaals op de toets "REL", het apparaat gaat opnieuw over op de relatieve modus.
3. Druk op de toets "REL"
N.B.:
Data Hold modus (bevriezing van de weergave)
Druk op de toets " HOLD" om de op het beeldscherm weergegeven waarde vast te houden, de icoon "
" wordt weergegeven op het
Handmatige en automatische selectiewijze voor de groep
"RANGE". Het apparaat gaat over op de handmatige
Elke keer dan men op de toets "RANGE" drukt, neemt de groep toe. Wanneer de hoogst beschikbare groep bereikt is, keert de
multimeter terug naar de eerste groep.
"RANGE" en houdt u deze langer dan 2 seconden
Registratie van de waarden MIN en MAX
deze modus.
komen, registreert het apparaat de nieuwe minimum- of maximumwaarde.
Gebruik van de modus MIN MAX
2. Druk op de toets "MAX/MIN"
wordt weergegeven op het beeldscherm.
N.B.:
3. Druk op de toets "MAX/MIN"
"MAX/MIN" en houd deze ca. 1
seconde ingedrukt, het beeldscherm geeft de huidige waarde weer.
Meting van de gelijk- of wisselspanning
1. Sluit de zwarte testdraad aan op de klem "COM" en de rode testdraad op de klem "
".
2. Plaats de keuzeschakelaar voor de groep op
.
door op de toets "SELECT" te drukken.
52