NEDERLANDS
GEBRUIK
LET OP!
Op de machine zijn enkele plaatjes aangebracht met de volgende woorden:
–
GEVAAR
–
LET OP
–
WAARSCHUWING
–
ADVIES
Bij het lezen van deze handleiding moet de bediener de betekenis van de weergegeven symbolen goed begrijpen.
Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze beschadigd zijn.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Deze machine is ontwikkeld als veegmachine onder hoge druk met laadcapaciteit, die in kleine ruimten kan werken. De machine
heeft een zeer kleine spoorbreedte en een kleine draaicirkel.
Deze eigenschappen van de machine kunnen in bepaalde omstandigheden zorgen voor instabiliteit tijdens het gebruik van de
machine.
Deze instabiliteit kan worden veroorzaakt door de snelheid, door plotselinge manoeuvres, door het gebruik van de machine op
hellingen, door een lage bandenspanning, door het gewicht van het afval in de container of omdat de container omhoog staat.
Daarom moet de machine worden bestuurd door een gekwalifi ceerde bediener, die voldoende is geïnstrueerd over het juiste
gebruik van de machine en op de hoogte is van de mogelijke risico's.
Hieronder staan de omstandigheden waarbij de machine instabiel kan worden en waarin u dus goed moet opletten:
–
De afvalcontainer wordt omhoog gezet terwijl de machine op een helling staat
–
De machine wordt gebruikt terwijl de afvalcontainer omhoog staat
–
Plotselinge manoeuvres
–
De machine wordt met hoge snelheid, op hellingen en/of met een volle afvalcontainer gebruikt
–
Lage bandenspanning
In de cabine is een waarschuwingsplaatje (33, Afb. E) aangebracht dat de bediener op de hoogte moet stellen van mogelijke
situaties waarin de machine instabiel kan worden en van activiteiten die moeten worden vermeden om te voorkomen dat de
machine instabiel wordt.
VOOR HET STARTEN
1.
Indien nodig de bovenste klep links (4, Afb. G) openen door de stoppen (5) los te halen met de meegeleverde sleutel en
brandstof bij te vullen via de vulmond (28, Afb. F).
WAARSCHUWING!
Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
2.
Controleer het waterpeil van de installatie voor stofbestrijding met het controlelampje (23, Afb. D). Vul waar nodig water bij; ga
als volgt te werk:
•
Stoppen loshalen (5 of 17, Afb. G) met de meegeleverde sleutel en de linker- of rechterklep openen (4 of 16).
•
Vul de tanks (17 en 21, Afb. F) bij met water via de vulmond (18 of 22): het is voldoende om via één vulmond bij te vullen
wanneer de twee tanks met elkaar verbonden zijn.
•
Doe het vulmondje (18 of 22, Afb. F) weer dicht.
•
Sluit de klep links of rechts (4 of 16, Afb. G) door de stoppen (5 of 17) vast te maken met de meegeleverde sleutel.
3.
Controleer of er geen deurtjes of kleppen open staan op de machine en of de arbeidsomstandigheden normaal zijn.
STARTEN EN STOPPEN VAN DE DIESELMOTOR
Starten van de dieselmotor
1.
Ga op de bestuurdersstoel (17, Afb. E) zitten, bevestig de veiligheidsgordels (standaard) en controleer of de parkeerrem (7) is
ingeschakeld.
WAARSCHUWING!
Voor de veiligheid van de bediener moeten de veiligheidsgordels altijd worden bevestigd.
2.
De stoelpositie naar wens afstellen met de hendel (22, Afb. E).
3.
De stuurpositie naar wens afstellen met de hendel (6, Afb. E).
4.
Stel de buitenspiegels af voor beter zicht tijdens het manoeuvreren.
5.
Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) op het minimale toerental en druk tegelijkertijd de hendel op de handgreep in.
6.
Controleer of de borstels omhoog staan, houd er anders rekening mee bij het starten van de motor voor eventuele
ongemakken die de borstels zouden kunnen veroorzaken indien ze meteen beginnen te draaien.
14
GEBRUIKSAANWIJZING
33015501(3)2008-02 A
RS 501