ATLAS D UNIT
Regeling pompdruk
Voor een optimale werking wordt de druk van de pomp in de fabriek afgesteld; dit dient
in de regel niet te worden gewijzigd. Als het om bijzondere redenen echter nodig is een
andere druk in te stellen, moet, nadat de manometer is aangebracht en de brander is
ingeschakeld, de stelschroef "6", aangegeven in fig. 27 en fig. 28 worden bijgesteld. Het
wordt hoe dan ook aanbevolen een druk in te stellen binnen het bereik van 10 - 14 bar.
10
15
5
20
0
25
fig. 27 - Pomp SUNTEC
fig. 28 - Pomp DANFOSS
1.
Ingang (aanzuiging)
2.
Retouropening
3.
Uitgang bij sproeier
4.
Aansluiting drukmanometer
5.
Aansluiting vacuümmeter
6.
Stelschroef
7.
By-passschroef
10
15
5
20
0
25
cod. 3541I080 - Rev. 01 - 10/2016
Kop en luchtschuif
Stel kop en luchttoevoer af op grond van het vermogen van de brander, zoals aangege-
ven in fig. 29
Draai de stelschroef van de kop B (fig. 30) naar rechts of naar links tot het streepje op
de stang A (fig. 30) samenvalt met de gewenste aanduiding.
1,26
1,69
2,11
2,53
fig. 29 - Grafiek afstellingen brander SUN G6
A
Vermogen
B
Regelingsindex
C
Oliedebiet
"L" kop (mm)
Lucht
Draai voor het regelen van de luchtopbrengst aan de schroef C (fig. 30) na eerst de moer
D losgedraaid te hebben. Na het afstellen de moer D weer vastdraaien.
fig. 30 - Afstellen brander
Plaats elektroden - deflector
Nadat de sproeier gemonteerd is, moet worden gecontroleerd of de elektroden en de de-
flector correct geplaatst zijn volgens de hieronder aangegeven maten. Het is wenselijk
de maten telkens opnieuw te controleren nadat er een ingreep op de kop gepleegd is.
3
L
1
fig. 31 - Plaats elektroden - deflector
2,95
3,37
3,79
4,22
4,64
NL
5,06
85