j) Meten van weerstand
Controleer dat er op alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals
andere meetobjecten absoluut geen spanning staat en deze ontladen zijn.
Ga voor het meten van de weerstand als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie "Ω".
- S teek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (G) en de zwarte meet-
kabel in de COM-meetbus (H).
- Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meetpennen
met elkaar te verbinden. Vervolgens met een weerstandswaarde
van ca. 0 - 0,5 Ω worden weergegeven (eigen weerstand van de
meetkabels).
- V oor metingen met een lage weerstand <600 Ω houdt u de "REL"
-knop (C) ongeveer 1 seconde ingedrukt met kortgesloten meet-
punten om te voorkomen dat de intrinsieke weerstand van de
meetkabels wordt opgenomen in de volgende weerstandsmeting.
Het display geeft 0 Ω weer.
- Verbind nu de twee meetpennen met het te meten object. Als het
gemeten object niet hoogohmig is of wordt onderbroken, verschijnt
de meetwaarde op het display. Wacht totdat de waarde op het dis-
play zich heeft gestabiliseerd. Bij weerstanden van >1 MΩ kan dit
enkele seconden duren.
- Zodra er "OL" (Overload = overbelasting) op het display verschijnt,
heeft u het meetbereik overschreden of is het meetcircuit onder-
broken.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
Als u een weerstandsmeting uitvoert, dient u erop te letten, dat de meetpunten, die u met de meet-
punten voor het meten aanraakt, vrij zijn van verontreinigingen, olie, soldeerlak of soortgelijke.
Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.
De knop "REL" werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er "OL" wordt weerge-
geven, kan deze functie niet worden geactiveerd.
120