15.0
opsporen en VerWijderen Van
Deze tabel kan helpen bij het oplossen van een aantal veel voorkomende problemen die
u kunt tegen komen Het geeft echter niet alle mogelijke oplossingen.
PROBLEEM
De machine kan niet worden
ingeschakeld
Het laspistool geeft geen
draad af, maar de ventilator
werkt.
De reductiemotor werkt,
maar drijft de draad niet
aan.
Geen penetratie van het
lassen in het te lassen
werkstuk.
De draad wordt opgerold
op de draadinvoerrol.
De draad smelt en wordt
vastgelijmd aan het boortje
van de draadgeleider.
-NEDERLANDS-
Fouten en proBlemen
MOGELIJKE OORZAAK
Storing van de toevoerkabel
of van de stekker.
Verkeerde dimensionering van de
zekering.
Toets storing laspistool.
Interventie van de veiligheidsther-
mostaat.
Reductiemotor defect (zeldzaam)
Onvoldoende druk op
draadinvoerrol.
Knikken aan het uiteinde van de draad.
Huls verstopt of beschadigd.
Stroom en toevoersnelheid te laag.
Interne verbindingen losgeraakt.
(zeldzaam)
Boortje met verkeerde diameter.
Aansluiting van het laspistool losge-
raakt of defect.
Draaddiameter niet correct.
Te snelle beweging van het laspis-
tool.
Overmatige druk op de rol.
Huls versleten of beschadigd.
Boortje draadgeleider verstopt of be-
schadigd.
Huls draadinvoer strak of te lang.
Boortje verstopt.
Toevoervoersnelheid draad te laag.
Boortje met verkeerde diameters.
MOGELIJKE OPLOSSING
Controleer of het netsnoer goed in het
stopcontact zit.
Controleer de zekering en vervang
deze indien nodig.
Vervang de toets van het laspistool.
Wacht totdat de machine is afgekoeld.
Het uitschakelen van het controle-
lampje/schakelaar op het voorpaneel
geeft aan dat de machine weer in
werking is.
Vervang de motor.
Verhogen de druk op de draadinvoer-
rol.
Netjes knippen.
Controleren en eventueel schoonma-
ken met perslucht of vervangen.
De lasparameters goed afstellen.
De binnenkant van de machine met
perslucht schoonmaken en alle aanslui-
tingen vastdraaien.
Het boortje vervangen door een met een
geschikte diameter.
H e t l a s p i s t o o l v a s t d r a a i e n o f
vervangen.
Gebruik de juiste draaddiameter.
Het laspistool regelmatig en niet te
snel bewegen.
De druk op de rol verlagen.
De huls draadgeleider vervangen.
Het boortje draadgeleider vervangen.
De huls snijden tot aan de juiste
lengte.
Het boortje vervangen.
De draadtoevoersnelheid verhogen.
Gebruik een boortje van de juiste
afmeting.
129