CS.SB80.IST-1 / Rev 1.3
ELEKTRISCHE AANSLUITING
De elektrische aansluiting mag uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel, met inachtneming van alle algemene
veiligheidsnormen en geldende lokale normen.
Controleer of de voedingsspanning en -frequentie 220V – 50 Hz bedragen.
Het apparaat is veilig als het goed verbonden is met een goed werkend aardingssysteem.
Breng in de aansluiting op het elektriciteitsnet een lekstroomschakelaar aan van 6 A – Id 30 Ma met een geschikte maximale belasting. De elektrische
aansluitingen, inclusief de aarding, moeten worden gemaakt nadat de spanning is uitgeschakeld op het elektrische systeem.
Bij de realisatie van de installatie moet u bedenken dat de kabels zo moeten worden gelegd dat ze niet verwijderd kunnen worden, en uit de buurt van
onderdelen die blootstaan aan hoge temperaturen. Gebruik voor de uiteindelijke bedrading van het circuit alleen componenten met een geschikte
elektrische beschermingsgraad. Zorg dat de elektriciteitskabels niet vlak langs de rookgasleiding lopen, tenzij ze met passende materialen zijn
geïsoleerd.
KLOVER aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel of schade aan dieren of voorwerpen die ontstaan zijn doordat de
aarding van het apparaat ontbreekt, of doordat niet alle CEI-normen in acht zijn genomen.
Aansluiting op de omgevingsthermostaat of op een omgevingsvoeler
Op de achterkant van het apparaat bevinden zich een of meer klemmenborden om de eventuele omgevingsthermostaten of omgevingsvoelers op aan
te sluiten
(Zie "Componenten van het
In de tabel wordt de werking beschreven van de klemmenborden die zich op het paneel aan de achterkant van het apparaat bevinden.
Klemmenbord
Beschrijving
1
Hoofdvertrek
Gekanaliseerd
vertrek 1
(alleen
aanwezig op
2
het model met
een of twee
gekanaliseerde
uitgangen)
* Sluit een omgevingsthermostaat aan die niet onder spanning staat, die een eenvoudig schoon contact beheert en liefst met een kalibreerbare
hysteresewaarde.
** Sluit een omgevingsvoeler aan van het type "NTC 10K ± 1%".
apparaat").
Type regeling
Alleen met
Omgevingsthermostaat*
Met
omgevingsthermostaat*
(moet zijn geactiveerd in
de Pr56 met waarde T1)
Met omgevingsvoeler **
(moet zijn geactiveerd in
de Pr56 met waarde S1)
Werking
Als het contact GESLOTEN is, gaat het apparaat door met werken met het
ingestelde vermogen, onafhankelijk van de SET TEMPERATUUR (toets 1) die is
ingesteld, en van de status van de andere eventuele aangesloten thermostaten of
omgevingsvoelers.
Als het contact OPEN is, gaat het apparaat over naar de modulatie, mits de SET
TEMPERATUUR (toets 1) die is ingesteld is bereikt en dat aan alle andere
voorwaarden van de aangesloten thermostaten of omgevingsvoelers wordt voldaan.
Als het contact GESLOTEN is, gaat het apparaat door met werken met het
ingestelde vermogen, onafhankelijk van de SET TEMPERATUUR (toets 1) die is
ingesteld, en van de status van de andere eventuele aangesloten thermostaten.
Als het contact OPEN is, gaat het apparaat over naar de modulatie, mits de SET
TEMPERATUUR die is ingesteld is bereikt (toets 1) e dat aan alle andere
voorwaarden van de aangesloten thermostaten wordt voldaan.
De gekanaliseerde ventilator 1 gaat sowieso over naar de modulatie.
Zodra de temperatuur is bereikt die is ingesteld in SET TEMPERATUUR 1 (Menu
12-SET TEMPERATUUR KAN.) gaat het apparaat over naar de modulatie, mits de
SET TEMPERATUUR die is ingesteld is bereikt (toets 1) e dat aan alle andere
voorwaarden van de aangesloten thermostaten of omgevingsvoelers wordt voldaan.
De gekanaliseerde ventilator 1 gaat sowieso over naar de modulatie.
9
NEDERLANDS