HANDMATIGE INSTELLING - M
Als u bijv. gericht een speciaal beeldeffect wilt verkrijgen die alleen
door een heel bepaalde belichting te bereiken is, of bij meerdere
opnamen met verschillende beeldfragmenten wilt zorgen voor absoluut
identieke belichting, biedt zich de handmatige instelling van sluitertijd
en diafragma aan.
Een opname maken
1. Gewenste sluitertijd-/diafragmawaarden met bijbehorende
wielen instellen
2. Ontspanknop tot het drukpunt drukken
• Sluitertijd en diafragma worden wit weergegeven.
Bovendien wordt de lichtschaal weergegeven. Deze heeft een
bereik van ±3EV (belichtingswaarde) in
Instellingen binnen ±3EV worden door rode schaalmarkeringen
weergegeven, buiten ±3EV door rode – resp. + markeringen op
de schaaluiteinden.
3. Eventueel voor een correcte belichting de instellingen zo
aanpassen, dat alleen de middelste markering rood wordt
weergegeven
Als de ingestelde waarden en/of de belichting voor de bestemde
beeldvorming geschikt lijkt:
4. Ontspanknop voor de opname volledig indrukken
MEETWAARDENOPSLAG
Om reden van beeldvorming kan het van voordeel zijn het hoofd-motief
niet in het midden van het beeld te plaatsen.
In zulke gevallen maakt het de meetwaardenopslag - met de
belichtingsmodi
mogelijk, eerst het hoofdmotief te meten en deze instelling zolang
vast te houden tot u uw definitieve beeldfragment hebt bepaald en
wilt activeren.
Maken van een opname met deze functie
1. Het deel van uw motief, waarop de scherpte en belichting moet
2. Door het drukken op de ontspanknop tot het eerste drukpunt
⁄
EV-stappen.
1
3
3. Ontspanknop verder half ingedrukt houden en door zwenken van
4. Ontspanknop voor de opname volledig indrukken
,
en
evenals de
P
T
A
worden afgestemd, met het betreffende AF-kader viseren
scherpte en belichting instellen en opslaan
de camera de uiteindelijke beelduitsnede bepalen
-modi 1-veld- en spotmeting
AF
NL
137