3.5 Elektrische aansluitingen
Het apparaat moet op een efficiënte aardingsinstallatie worden aangeslo-
ten, die aan de desbetreffende veiligheidsvoorschriften voldoet. De wer-
king en geschiktheid van de aardingsinstallatie door gekwalificeerd vakper-
soneel laten controleren; de fabrikant niet aansprakelijk voor eventuele
schade die ontstaan is door een ontbrekende aarding van de installatie.
De verwarmingsketel is aansluitgereed bedraad en is voorzien van een "Y-
kabel" zonder stekker voor de aansluiting op de stroomleiding. De netaan-
sluitingen moeten met vaste aansluiting zijn uitgevoerd en van een tweepo-
lige schakelaar worden voorzien, waarvan de contacten een opening van
minimaal 3 mm hebben. Tussen de verwarmingsketel en de stroomleiding
moeten smeltzekeringen, met een stroomvastheid van max. 3 A, worden
geïnstalleerd. Bij het aansluiten op een stroomleiding moet de volgende
polariteit in acht worden genomen (NET - bruine kabel / NULLEIDER -
blauwe kabel / AARDE - geelgroene kabel).
De netkabel van het apparaat mag niet door de gebruiker worden vervan-
gen. Bij een beschadiging van de kabel moet het apparaat worden uitge-
schakeld. De kabel mag alleen door een vakman worden vervangen. Bij
vervanging mag uitsluitend kabeltype "HAR H05 VV-F" 3x0,75 mm2 met
een max. buitendiameter van 8 mm worden gebruikt.
Ruimtethermostaat (optioneel)
LET OP: DE RUIMTETHERMOSTAAT MOET POTENTIAALVRIJE CON-
TACTEN HEBBEN. BIJ HET AANSLUITEN VAN 230 V OP DE KLEMMEN
VAN DE RUIMTETHERMOSTAAT WORDT DE PRINTPLAAT ONHER-
STELBAAR BESCHADIGD.
Bij het aansluiten van ruimteregelaars met tijdschakeling of timers mag de
stroomvoorziening van deze inrichtingen niet op hun verbreekcontacten wor-
den aangesloten. De stroomvoorziening moet afhankelijk van het type inrich-
ting d.m.v. een directe aansluiting op het net of door batterijen plaatsvinden.
Toegang tot de klemmenlijst
Door het verwijderen van de frontafdekking ("openen van de frontafdekking" op
pagina 10) wordt de klemmenlijst met de elektrische aansluitingen blootgelegd
(afb. 14). De rangschikking van de klemmen voor de verschillende aansluitingen is
ook in het schakelschema van afb. 30 aangegeven.
72
139
Afb. 14 - Toegang tot de klemmenlijst
3.6 Uitlaatgassystemen
Inachtneming
Het apparaat is van het "type C", niet afhankelijk van de lucht in de ruimte en met
afzuigventilator, de luchttoevoerinlaat en de uitlaatgasuitlaat moeten op een van de
navolgende beschreven afvoer-/aanzuigsystemen worden aangesloten. Vóór de in-
stallatie moeten de betreffende voorschriften gecontroleerd en strikt in acht genomen
worden. Bovendien moeten de voorschriften met betrekking tot de eindstukken aan
de wand en/of op het dak alsmede de minimale afstanden t.o.v. vensters, wanden en
luchtopeningen, enz. in acht worden genomen.
Aansluiting met coaxiale leidingen
Afb. 15 - Voorbeelden van aansluitingen met coaxiale leidingen (
Tabel 2 - Type
Type
Beschrijving
Horizontale luchttoevoer- en uitlaatgasleiding op de wand
C1X
Verticale luchttoevoer- en uitlaatgasleiding op het dak
C3X
NL
A
138
1
2
3
= Uitlaatgassen)
Cod. 3541D189 - Rev. 01 - 04/2018
BLUEHELIX PRO 25 C / 32 C
Voor de coaxiale aansluiting staan twee verbindingsstukken 60/100 op 80/125 ter
beschikking. Deze kunnen afhankelijk van de situatie ter plaatse worden gebruikt. Het
T-stuk van de ketelaansluiting is 360° draaibaar en zodoende voor bijna alle situaties
inzetbaar. Bij de installatie van het uitlaatgassysteem moet op de hellingshoek naar
de ketel worden gelet, zodat het ontstane condensaat via de ketel kan afvloeien. Ove-
rige uitlaatgastoebehoren staan in onze actuele FERROLI-prijslijst.
Afb. 16 - Uitvoertoebehoren voor coaxiale rookkanalen
Tabel 3 - Maximale lengte van de coaxiaal rookkanalen
Toegestane maximale lengte (horizontaal)
Toegestane maximale lengte (verticaal)
Reductiefactor 90°-buisbocht
Reductiefactor 45°-buisbocht
Aansluiting met afzonderlijke leidingen
C
5x
Afb. 17 - Voorbeeld aansluitingen met afzonderlijke leidingen (
4
5
6
Tabel 4 - Type
Type
Beschrijving
Horizontale luchttoevoer- en uitlaatgasleiding op de wand. De toevoer-/afvoereindstukken moeten
C1X
cocentrische zijn resp. zo dicht naast elkaar liggen dat vergelijkbare windomstandigheden aanwezig
zijn (binnen 50 cm)
Verticale luchttoevoer- en uitlaatgasleiding op het dak. Toevoer-/afvoereindstukken zoals voor C12
C3X
Afzonderlijke luchttoevoer- en uitlaatgasleiding over de wand of het dak, in ieder geval in bereiken
C5X
met verschillende druk. De luchttoevoer- en uitlaatgasleiding mogen niet op tegenoverliggende wan-
den worden aangebracht
De luchttoevoer- en uitlaatgasleiding met afzonderlijk gecertificeerde leidingen (EN 1856/1)
C6X
Luchttoevoeraanzuiging van de installatieruimte en afvoer op de wand of het dak
B2X
BELANGRIJK - DE RUIMTE MOET OVER EEN ADEQUATE VENTILATIE BESCHIKKEN
Deze aansluitsituatie mag in Duitsland niet in woning- of verblijfsruimtes geïnstalleerd
worden. Aansluitstukken op aanvraag.
Afb. 18 - Uitvoertoebehoren voor afzonderlijke rookkanalen
= Lucht /
Voor een installatie aan de hand van de volgende eenvoudige berekening, dient u te
controleren of de toegestane maximale lengte wordt aangehouden:
1.
Het schema van schoorsteensystemen met twee kanalen inclusief toebehoren
en afvoereindstukken volledig vastleggen.
2.
Aan de hand van tabel 6, die drukverliezen in m
ieder onderdeel overeenkomstig de inbouwpositie bepalen.
3.
Controleer of de totale som van de verliezen lager of gelijk is aan de aangege-
ven toegestane maximale lengte in tabel 5.
Coaxiaal 60/100
BLUEHELIX PRO 25 C / 32 C BLUEHELIX PRO 25 C / 32
7 m
7 m
8 m
8 m
1 m
1 m
0.5 m
0.5 m
B
2x
= Uitlaatgassen)
Ø 81
Ø 81
(equivalentiemeter) voor
eq
Coaxiaal 80/125
28 m
28 m
0.5 m
0.5 m
0.25 m
0.25 m
C
1x
= Lucht /
35