mogelijkheden geleverd met een plakplaat voor een plat
dak of een universeel verstelbare pan voor een schuin
dak.
• Bepaal de plaats van het toestel en van de plaats van de
dakdoorvoer.
• Maak op de plaats van de dakdoorvoer een gat van Ø160
mm. Door brandbaar materiaal Ø 230 mm.
• Sluit nu de concentrische pijpen verticaal aan op de
uitmonding van het toestel. Druk deze aan en breng de
klemband aan.
• Bepaal de lengte van de benodigde pijpen en zorg ervoor
dat de plakplaat of de universele pan goed aansluit op het
dak.
• Zaag de buitenpijp af op de juiste lengte.
• Sluit de dakdoorvoer aan op de concentrische pijpen.
Let op: u kunt ook eerst de concentrische pijpen
aanbrengen alvorens het toestel te plaatsen. U
dient dan de aansluiting op de uitmonding van
het toestel te maken met een inkortbare pijp.
Bestaande schoorsteen
Het is ook mogelijk om de Cello op een bestaande
schoorsteen aan te sluiten. Hiervoor wordt door DRU een
speciale schoorsteen aansluitset geleverd. Daarin vindt u
ook een installatievoorschrift voor deze aansluitset.
Bij aansluiting op een bestaande schoorsteen moeten
gelden de volgende punten:
• De schoorsteen moet minimaal Ø150mm zijn.
• De totale lengte mag niet meer zijn dan 10 m en niet
meer dan 4 m horizontaal.
• De schoorsteen dient voor de installatie goed gereinigd
te worden.
G25/G20
1 - 2 mtr
verticaal + dakdoorvoer (*)
2 - 6 mtr
verticaal + dakdoorvoer (*)
6 - 12 mtr
verticaal + dakdoorvoer (*)
0,5 – 1 mtr verticaal
+ 90˚ bocht
+ muurdoorvoer
0,5 mtr verticaal + 90˚ bocht
+ max 2 mtr horizontaal
+ muurdoorvoer (**)
1 mtr verticaal + 90˚ bocht
+ max 4 mtr horizontaal
+ muurdoorvoer (**)
(*) Let op: De maximale verticale pijplengte is 12 meter.
(**) Let op dat de maximale horizontale lengte niet wordt overschreden.
In figuur 3 is geïllusteerd hoe de totale lengten moeten worden berekend.
Luchtschuif
Afstand
(fig. 6)
restrictieschuif
(fig. 5)
JA
55 mm
JA
50 mm
JA
45 mm
GEEN OPEN
GEEN OPEN
GEEN OPEN
INSTALLATIEVOORSCHRIFT
Instellingen restrictie- en luchtschuif
Om een goede werking van
50
45
het toestel te waarborgen
dient men enkele handelingen
te verrichten zodat het toestel
optimaal wordt afgesteld op het klantspecifieke
pijpensysteem.
55
fig. 4
Restrictieschuif instellen.
De restrictieschuif wordt los meegeleverd en moet in het
toestel worden geplaatst zoals aangegeven in fig. 5.
Met behulp van de bijgeleverde afstelmal (fig. 4) kan de
schuif op de juiste maat afgesteld worden. Na het afstellen
kan de restrictieschuif vastgezet worden met de inbusbout.
Luchtschuif verwijderen, zie figuur 6: verwijder de
achterste brander door middel van het losdraaien van de
twee parkers (2). Neem de drie vleugelmoeren (3) los en
verwijder de luchtschuif (1), die uit twee delen bestaat.
Monteer vervolgens weer de brander.
Aansluiting van de gastoevoer
Gebruik in de toevoerleiding een gekeurde aansluitkraan
met koppeling (voor België moet deze B.G.V. gekeurd
zijn).Verder geldt:
• Ontlucht de toevoerleiding voordat het toestel wordt
vastgekoppeld.
• De bedieningskraan mag niet verdraaid worden bij het
aansluiten aan de gastoevoerleiding.
• Vermijd spanningen op de bedieningskraan en leidingen.
• Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
5
Cello