Procedure voor luchtdichtheidsproef
1. Op druk brengen met stikstofgas
(1) Wanneer u de druk heeft gebracht op de fabriekswaarde (3,3 MPa) met behulp van stikstof-
gas, dient u het systeem gedurende één dag te laten staan. Indien de druk niet zakt, is de
luchtdichtheid goed.
Indien de druk echter wel zakt kunt u, aangezien de plaats van het lek niet bekend is, de
volgende bellentest uitvoeren.
(2) Nadat u het systeem op de hierboven beschreven manier op druk heeft gebracht, dient u
optrompaansluitingen, gesoldeerde aansluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen
lekken te bespuiten met een middel dat bellen kan vormen (Kyuboflex, etc.) en visueel te
controleren of er zich ergens bellen vormen.
(3) Na de luchtdichtheidsproef, dient u het middel dat bellen kan vormen weg te vegen.
2. Op druk brengen met koelstofgas en stikstofgas
(1) Nadat u het systeem op een druk van ongeveer 0,2 Mpa heeft gebracht, brengt u het op de
bedrijfsdruk (2,94 MPa) met behulp van stikstofgas.
U dient de druk echter niet in één keer aan te brengen. Tijdens het op druk brengen dient u te
stoppen en te controleren of de druk niet zakt.
(2) U dient op gaslekken te controleren via controle van optrompaansluitingen, gesoldeerde aan-
sluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen lekken door gebruik te maken van een
elektrische gaslekdetector, compatibel met R407C.
(3) Deze test kan worden gebruikt samen met de bellentest voor gaslekken.
2 Ontluchting
Ontlucht het systeem met de kogelklep van het buitenapparaat dicht. Ontlucht
zowel de verbindingspijpen en het binnenapparaat via de onderhoudspoort op
de kogelklep van het buitenapparaat met behulp van een vacuümpomp.
(Ontlucht altijd via de dienstopeningen van zowel de vloeistof- als gaspijpen.)
Zodra het vacuüm een waarde van 5 Torr bereikt, dient u nog tenminste één
uur duur te gaan met ontluchten.
* Voer nooit ontluchting uit met behulp van koelstof.
[Fig. 8.3.2] (P.3)
A Systeemanalysator
B Laag-knop
D Kogelklep
E Vloeistofpijp
G Dienstopening
H 3-wegverbindingsstuk I Klep
J Klep
K Cilinder
M Vacuümpomp
Opmerking:
•
Zorg ervoor dat u de juiste hoeveelheid koelvloeistof bijvult. Sluit ook
altijd het systeem af met vloeibare koelstof. Teveel of te weinig koelstof
zal problemen veroorzaken.
•
U dient een verdeelventiel, vulslang en andere onderdelen voor de koel-
stof te gebruiken die staat aangegeven op het apparaat.
•
Gebruik een gravimeter (een exemplaar dat kan meten tot 0,1 kg).
•
Gebruik een vacuümpomp met een terugslagklep.
(Aanbevolen vacuümpomp: ROBINAIR 14830A Thermistor Vacuum
Gauge.)
Gebruik ook een vacuümpomp die 0,5 Torr of meer bereikt na vijf minu-
ten in werking te zijn geweest.
3 Bijvullen van koelstof
Aangezien de gebruikte koelstof bij het apparaat niet-azeotropisch is, dient
deze in vloeibare toestand te worden bijgevuld. Dientengevolge dient u de
vloeibare koelstof, bij het vullen van het apparaat met koelstof vanuit een cilin-
der zonder sifonpijp, bij te vullen door de cilinder ondersteboven te houden,
zoals hieronder wordt getoond. Indien de cilinder een sifonpijp heeft (zoals
getoond in de figuur rechts), kan de koelstof worden bijgevuld terwijl de cilin-
der rechtop staat. Bestudeer daarom de specificaties van de cilinder nauwkeu-
rig. Indien het apparaat wordt bijgevuld met koelstofgas, dient u alle koelstof te
vervangen door nieuwe koelsotf. Gebruik niet de koelstof die in de cilinder
achterblijft.
[Fig. 8.3.3] (P.3)
8.4. Warmte-isolatie van de koelstofpijpen
Zorg voor warmte-isolatie van de koelstofpijpen door de vloeistof- en gaspijpen
apart met hittebestendig polyethyleen van voldoende dikte te bedekken en wel zo
dat er geen gat zit bij de verbinding tussen het binnenapparaat en het isolatie-
materiaal en de isolerende materialen zelf. Wanneer de isolatie niet goed is, ont-
staan er mogelijk condensatiedruppels, enz. Geef vooral aandacht aan isolatie
van de tussenruimte boven het plafond.
[Fig. 8.4.1] (P.3)
A Staaldraad
C Olieachtige asfaltmastiek of asfalt
E Buitenkant B
58
C Hoog-knop
F Gaspijp
L Weegschaal
B Pijp
D Isolatiemateriaal A
• Indien een ontvlambaar gas of lucht (zuurstof) wordt gebruikt
voor het op druk brengen, kan het ontvlammen of exploderen.
• Gebruik geen andere koelstof dan die welke staat aangegeven
op het apparaat.
• Afdichten met gas uit een cilinder zorgt ervoor dat de samenstel-
ling van de koelstof in de cilinder verandert.
• Gebruik een drukmeter, vuldoos en andere onderdelen die spe-
ciaal zijn bedoeld voor R407C.
• Een elektrische lekdetector voor R22 kan geen R407C-lekkage
detecteren.
• Gebruik geen halogeenlamp. (Hierbij kunnen geen lekken wor-
den gedetecteerd.)
Glasvezel + Staaldraad
Isolatie-
Kleefmiddel + Hittebestendig polyethyleenschuim + Kleefband
materiaal A
Binnen
Vinylband
Open vloer
Waterdichte hennepstof + Verhard asfalt
Buitenkant
Waterdichte hennepstof + Zinken plaat +
B
Buiten
Olieachtige verf
Opmerking:
•
Wanneer u een overdekking van polyethyleen gebruikt, is dakbedekking
met asfalt niet nodig.
•
Er hoeft geen warmte-isolatie te worden aangebracht voor elektrische
bedrading.
[Fig. 8.4.2] (P.3)
A Vloeistofleiding
B Gaspijp
D Afplakband
E Isolatiemateriaal
[Fig. 8.4.3] (P.3)
Pijpen door muren, vloeren en daken
[Fig. 8.4.4] (P.3)
<A> Binnenmuur (verborgen)
<C> Buitenmuur (blootgesteld)
<E> Pijpkoker op het dak
<F> Het doordringende deel op brandgrens en grensmuur
A Mof
B Isolatiemateriaal
D Dichtingsmateriaal
E Band
G Mof met rand
H Bekledingsmateriaal
I Specie of ander onbrandbaar dichtingsmateriaal
J Onbrandbaar isolatiemateriaal
Wanneer een gat met specie wordt gevuld, bedek het doordringende deel met een
stalen plaat zodat het isolatiemateriaal niet in elkaar geduwd wordt. Gebruik voor
dit deel onbrandbare materialen voor zowel isolatie als bedekking. (Er dient geen
vinyl voor bedekking gebruikt te worden.)
Beperking
C Elektrische draad
<B> Buitenmuur
<D> Vloer (brandvrij maken)
C Bekleding
F Waterdichte laag