Stel binnen de voorgegeven richtwaarden een lage timing (laag aantal graden) in opdat de motor met betrekking tot
de basisinstelling wat meer draaimoment krijgt en een lager maximumtoerental draait.
Stel een hogere timing (hoger aantal graden) in opdat de motor wat meer maximum toerental en minder draaimo-
ment krijgt.
In beide gevallen veranderen de stroomwaarden. Let daarom ook op dat de specificaties van de motor en
vliegregelaar worden nageleefd. Tijdens het gebruik moet u verder op de temperaturen van de vermelde
onderdelen letten.
Beschikt u niet over de nodige deskundigheid en passende meetinstrumenten, dan raden wij de instelling
„Automatic" aan. In de instelling „Automatic" wordt de voor de gebruikte motor optimale instelling automa-
tisch ingesteld.
„6" = startkarakteristiek
Hier stelt u de startkarakteristiek in als u de stuurhendel op de zender van „Motor uit" in de richting „Volgas" be-
weegt. Er zijn drie instelmogelijkheden: zeer zacht, zacht, normaal.
„7" = governor-modus
Programmeert u de „Helimode 1" zal de motor bij het stuursignaal van de zender „Volgas" het toerental in ca. 5
seconden permanent van 0% (afhankelijk van de geprogrammeerde waarde van het startkarakteristiek) tot 100%
doen stijgen.
Bij „Helimode 2" wordt dit „stijgen" in ca. 15 seconden bereikt.
De genoemde functies zijn ook als „Softstart" aangewezen als u vb. de motor van een elektrische zeilboot op de
zender via de schakelaar wilt besturen.
Als u bij het „stijgen" binnen de 3 eerste seconden vanop de zender van „volgas" naar „motor uit" regelt,
dan is voor de volgende motorstart die binnen de volgende 3 seconden gebeurt, de soft-aanloop uitge-
schakeld.
Als de hernieuwde start van de motor meer dan 3 seconden van het laatste stuursignaal „Motor uit" is
verwijderd, dan is de soft-aanloop opnieuw geactiveerd.
Als de „Governor"-mode geactiveerd is, wordt automatisch een geprogrammeerde rem gedeactiveerd en
een motoruitschakeling bij onderspanning naar „verminderd vermogen bij onderspanning" gewijzigd.
„8" = motordraairichting
Met deze functie kunt u elektronisch de draairichting van de motor (links / rechts) veranderen zonder de kabels
tussen vliegregelaar en motor om te wisselen.
„9" = klokfrequentie van de vliegregelaar
De klokfrequentie kan tussen de waarden „8 kHz" (aanbevolen) en „16 kHz" worden omgeschakeld. Aangezien men
bij de omstelling van de kloksnelheid op veel factoren moet letten, zoals het motortype en de gebruikte rijregelaar,
toerental, stroomwaarde, etc. raden wij aan om alleen in uitzonderlijke gevallen en rekening houdend met alle
nodige parameters van de basisinstelling af te wijken.
117