Voor bijzonderheden en vereisten ver-
wijzen wij u naar de betreffende ge-
bruikshandleiding.
Conform de wetgeving en voor-
schriften voor explosiebeveili-
ging
mogen
explosieveilige
JUNG Ex-pompen nooit drooglopen of
slurpen. De pomp moet in ieder geval
uitschakelen wanneer het waterpeil de
bovenkant van het pomphuis bereikt (x
in de tekening). Deze uitschakeling
moet via een apart schakelcircuit
plaatsvinden. Droogloop mag uitslui-
tend buiten de explosiezone plaatsvin-
den voor onderhouds- en inspectiedoel-
einden.
Bij een langere drukleiding moet ter
voorkoming van pijpwrijvingsverliezen,
een dienovereenkomstig grotere buisdi-
ameter worden geselecteerd.
Naar boven lopende drukleiding vorst-
vrij aanleggen! De schachtafdekking
moet worden bepaald op basis van het
gebruik en de benodigde capaciteit.
Indien nodig kan het pomphuis worden
ontlucht door de afsluitschroef "Luft"
(ontluchting) eruit te draaien. Als toebe-
horen kan een overeenkomstige spoel-
pijp worden gebruikt om afzettingen en
drijvende lagen in de schacht te voor-
komen.
Bij een defecte pomp kan een deel van
de oliekamervulling in het af te voeren
materiaal terecht komen.
Niet Ex-pompen. Wordt een slang als
drukleiding gebruikt, zorg er dan voor
dat deze bij elk pompproces vóór de
onderdompeling van de pomp volledig
leeg
is.
Eventuele
achterblijvende
vloeistofresten zouden de ontluchting
van het pomphuis en dus de afvoer
verhinderen.
Deze situatie kan zich ook voordoen
als de pomp droog komt te staan,
dieper wegpompt dan aangegeven in de
installatietekening of bij de dagelijkse
testloop begint te slurpen.
In deze gevallen moet het pomphuis
worden ontlucht door de afsluitschroef
"Luft" (ontluchting) eruit te draaien.
ONDERHOUD
Wij raden aan het onderhoud uit te voe-
ren conform EN 12056-4 en EN 60074-
19.
Om een permanente operationele be-
trouwbaarheid van uw installatie te
garanderen, raden wij aan een onder-
houdscontract te sluiten.
Voorafgaande aan elke taak:
Pomp en regelaar van het elek-
triciteitsnet loskoppelen en er-
voor zorgen dat deze door andere perso-
nen niet opnieuw onder spanning
kunnen worden gezet.
De rubberen slang op mecha-
nische en chemische bescha-
diging controleren. Beschadig-
de of geknikte slangen of leidingen
moeten worden vervangen.
Bij gebruik van een ketting om
de pomp op te tillen, dient u de
respectieve
nationale
schriften ter voorkoming van ongeval-
len in acht te nemen. De hijsapparatuur
moet regelmatig worden onderzocht
door een deskundige conform de wette-
lijke voorschriften.
De motoren van de EX-serie
zijn conform het onploffingsbe-
veiligingstype "drukvast om-
hulsel". Reparaties die van invloed kun-
nen zijn op de explosiebeveiliging
mogen alleen worden uitgevoerd door
erkende bedrijven of de fabrikant. Bij
reparaties moeten de spleetbegren-
zingsoppervlakken op schade worden
gecontroleerd en indien nodig vervan-
gen door originele onderdelen van de
fabrikant.
Oliecontrole
De oliekamer is door een afsluitschroef
"Öl" (olie) naar buiten toe verzegeld. Ter
controle van de oliekeerringafdichting
wordt de olie uit de oliekamer met in-
begrip van de resterende hoeveelheid
afgetapt en verzameld in een schone
maatbeker.
∙ Als de olie doordrenkt is met water
(melkachtig), moet de olie worden
ververst. Na nog eens 300 bedrijfsu-
ren, max. echter na 6 maanden, op-
nieuw controleren!
∙ Is de olie vermengd met water en
verontreinigingen dan moet in aan-
vulling op de olie ook de oliekeerrin-
gafdichting worden vervangen.
Om de oliekamer te bewaken kan ook
achteraf de elektrode van ons afdich-
tingscontroleapparaat "DGK" of "DKG-
NEDERLANDS
Ex" in plaats van de afsluitschroef
"DKG" worden gemonteerd.
Olieverversing
Ter behoud van een betrouwbare wer-
king, moet na 300 bedrijfsuren de olie
voor de eerste maal worden verversen
en daarna na elke 1000 bedrijfsuren.
Bij minder bedrijfsuren moet ten min-
ste eenmaal per jaar de olie worden
ververst.
Wordt afvalwater met sterk schurende
additieven afgevoerd, dan moet de olie
met navenant kortere tussenpozen wor-
den ververst.
Voor de verversing van de olie in de olie-
kamer moet hydraulische HLP-olie van
viscositeitsklasse 22 tot 46 worden ge-
bruikt, bijvoorbeeld Mobil DTE 22, DTE
24, DTE 25.
De vulhoeveelheid bedraagt 1000 cm³,
met uitzondering van CW2-pompen,
voor-
hier moet 1700 cm³ worden bijgevuld.
ATTENTIE! De oliekamer mag alleen
worden gevuld met de aangegeven hoe-
veelheid olie. Teveel olie kan leiden tot
defecten aan de pomp.
Reiniging
Om de wervelwaaier en de ringbehui-
zing te reinigen, worden alleen de 4 M
10 x 20-zeskantschroeven verwijderd en
de motoreenheid van de ringbehuizing
getild.
Versleten
scherpe randen hebben.
ATTENTIE! Bij het losdraaien van de
verkeerde schroeven loopt de olie uit de
oliekamer weg.
Aantrekmomenten M
teriaal A2
voor M 6 M
= 8 Nm,
A
voor M 8 M
= 20 Nm
A
voor M 10 M
= 40 Nm,
A
voor M 12 M
= 70 Nm
A
voor M 16 M
= 160 Nm
A
Controle van de pompeenheid
Er moet worden gecontroleerd behui-
zingsschroeven van de pomp en de ver-
bindings- en bevestigingsbouten van
de installatie goed vastzitten en indien
nodig moeten ze worden aangedraaid.
Met afnemende debiet of toenemend
lawaai bij het gebruik, moet de wervel-
waaier door een gekwalificeerde tech-
nicus worden gecontroleerd op slijtage
en indien nodig vervangen.
waaiers
kunnen
voor schroefma-
A
21