Maak u voor gebruik met het apparaat vertrouwd, met
behulp van de bedieningshandleiding.
Gebruik de machine alleen waar hij voor gemaakt is (zie
het betreffende hoofdstuk en "Werken met de zuig-, blaas-
en hakselmachine voor gebladerte").
Zorg voor een stabiele en uitgebalanceerde houding. Buig
u niet voorover.
Wees oplettend. Let op dat, wat u doet. Ga met verstand
te werk. Gebruik het toestel niet, wanneer u moe bent of
onder de invloed van drugs, alcohol of medicamenten
staat. Een moment van onoplettendheid bij het gebruik
van het toestel kan tot ernstige verwondingen leiden.
Draag de juiste werkkleding.
− Nauw sluitende kleding en geen sieraden dragen.
− Handschoenen met slipvast schoeisel
− Lange broeken ter bescherming van de benen
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen.
− Gehoorbeschermer dragen (geluidsdrukniveau aan de
werkplaats kan 85 dB (A) overschrijden).
− Veiligheidsbril
Zorg dat uw werkomgeving in orde is. Rommel kan onge-
vallen veroorzaken.
Voorzichtig bij het achteruitgaan. Gevaar van struikelen!
Indien u op vreemde lichamen stuit, schakel het toestel
alstublieft uit en verwijder het vreemde lichaam. Alvorens u
het toestel weer inschakelt, controleer het alstublieft op
eventuele beschadigingen en laat, indien nodig, reparaties
uitvoeren.
Let op de omgevingsinvloeden.
Gebruik de machine niet in een vochtige of natte
−
omgeving.
Zet de machine niet in de regen buiten.
−
Werk slechts bij voldoende zicht.
−
Houd andere personen en dieren van uw werkbereik weg.
Laat andere personen, in het bijzonder kinderen, het
gereedschap of de kabel niet aanraken.
Onderbreek het gebruik van de machine, wanneer
personen, vooral kinderen of huisdiren, in de buurt zijn en
wanneer u het werkbereik wisselt.
De bedienende persoon is binnen het arbeitsbereik van de
machine verantwoordelijk ten opzichte van derden.
Kinderen en jongeren onder 16 jaar en personen, die de
gebruiksaanwijzing niet gelezen hebben, mogen de
machine niet bedienen.
Kinderen dienen uit de buurt van het apparaat te worden
geweerd.
Zet het toestel nooit aan, terwijl niet betrokken personen in
de buurt zijn.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen met
andere personen of hun eigendom.
Laat de machine niet zonder toezicht achter.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met
de juiste belasting van de machine.
Werk alleen met alle veiligheidsvoorzieningen op de juiste
wijze aangebracht. Verander niets aan de machine wat de
veiligheid in gevaar kan brengen.
Apparaat resp. onderdelen van het apparaat niet
veranderen.
Laat het toestel nooit ingeschakeld, wanneer het op de
zijde ligt. Het apparaat werd alleen voor de bediening in
oprechte positie ontwikkeld.
Het apparaat mag niet met water worden afgespoten
(bron van gevaar voor elektrische stroom).
Schakel de machine uit en neem de steker uit het
stopcontact bij:
reparatiewerkzaamheden
−
onderhouds- en reinigings-
−
werkzaamheden
controleer de aansluitleidingen, of deze
−
ineengestrengeld of beschadigd zijn.
omschakelen van zuigen op blazen.
−
transport van de machine
−
het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd)
−
ongewone geluiden en trillingen.
−
Onderhoudt uw zuig-, blaas- en hakselmachine met
zorgvuldigheid:
Let erop dat de luchtopeningen schoon zijn.
−
Hou de handgrepen vrij van vet en olie.
−
Volg de onderhoudsvoorschriften op en de instructies
−
omtrent de spoelwissel.
Houdt de handgrepen vrij van olie en vet.
−
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
Voor het verdere gebruik van de machine moeten alle
−
veiligheidsvoorzieningen gecontroleerd worden op de
juiste montage en het goed functioneren.
Controleer of delen van de machine beschadigd resp.
−
defect zijn. Alle delen moeten juist gemonteerd zijn en
goed functioneren om de machine correct te laten
werken.
Beschadigde bescherminrichtingen en delen moeten,
−
indien
noodzakelijk,
reparatiewerkplaats gerepareerd of verwisseld worden.
Met uitzondering indien in de gebruiks-aanwijzing
anders aangegeven.
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen
−
te worden vervangen.
Als u de machine niet gebruikt moet u hem op een droge
plaats, buiten het bereik van kinderen opslaan.
Elektrische veiligheid
De aansluitkabel moet volgens IEC 60245 (H 07 RN-F)
zijn, met een draad doorsnede van minstens:
3 x 1,5 mm² bij een lengte tot 25m.
−
3 x 2,5 mm² bij een lengte vanaf 25m.
−
Langere aansluitleidingen veroorzaken een daling van de
spanning. De motor bereikt zijn maximum vermogen niet
meer, de functie van de machine wordt gereduceerd.
Stekker en aansluitdozen aan aansluitleidingen moeten uit
rubber, zacht PVc of een ander thermoplastisch materiaal
van dezelfde mechanische vastheid zijn of met dit
materiaal zijn gecoat.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel
af.
Beschermt u zich tegen elektrische slag. Vermijd
lichamelijk contact met geaarde delen (bv pijpen,
radiatoren, haarden, koelkasten enz.)
door
een
erkende
92