8.9 REGELING VAN HET
MINIMUMTOERENTAL
Als de snij-inrichting beweegt met
de motor op zijn minimumtoerental, neem
dan contact op met uw verkoper om de
motor goed af te stellen (par. 8.11).
8.10 REGELING VAN DE CARBURATOR
De carburator werd in de fabriek geregeld
met het oog op de beste prestaties in
alle omstandigheden, met een minimale
uitstoot van schadelijke gassen,
overeenkomstig de geldende normen.
In geval van schaarse prestaties, wendt
u zich tot de Verkoper voor een controle
van de brandstoftoevoer en de motor.
Regelingen van de carburator:
T = regeling van het minimumtoerental
L = regeling mengeling lage snelheid
H = regeling mengeling hoge snelheid
9. STALLING
BELANGRIJK De veiligheidsnormen die
tijdens de berging in acht genomen moeten
worden, zijn beschreven in par. 2.4. Neem
deze aanwijzingen strikt in acht om geen
ernstige risico's of gevaren te lopen.
Indien de machine langer dan 2-3 maanden
opgeborgen moet blijven, moeten een
aantal voorzorgsmaatregelen getroffen
worden om problemen te vermijden bij het
hervatten van het werk of om permanente
schade aan de motor te voorkomen.
Alvorens de machine op te bergen:
1. Draai de twee moeren van de carter van
de koppeling los, demonteer de carter
en verwijder de ketting en het blad.
2. Ledig het oliereservoir, vul met
ongeveer 100-120 cc specifiek
reinigingsvloeistof en herplaats de dop.
3. Hermonteer de carter, zonder
de moeren vast te draaien.
4. Start de machine en houd de motor in
versnelling tot het reinigingsmiddel op is.
5. Zet de motor op de laagste snelheid om
alle brandstof die in het reservoir en in de
carburator gebleven is, op te gebruiken.
6. Laat de motor afkoelen.
7. Verwijder de bougie.
8. Giet in de opening van de bougie een
lepel (verse) olie voor tweetaktmotoren.
9. Trek verschillende keren aan de
handgreep voor opstarten om de olie
goed te verdelen in de cilinder.
10. Hermonteer de bougie met de zuiger
aan het bovenste dood punt (zichtbaar
vanuit het gat van de bougie wanneer de
zuiger aan de eindaanslag gekomen is).
11. Reinig de machine zorgvuldig.
12. Controleer of de machine geen schade
vertoont. Contacteer, indien nodig,
het geautoriseerde dienstcentrum.
13. De machine opbergen:
– in een droge ruimte
– beschermd tegen slechte
weersomstandigheden
– met de bladbescherming
correct gemonteerd
– buiten bereik van kinderen.
– na zich ervan verzekerd te hebben
de sleutels of werktuigen die
voor het onderhoud gebruikt
werden, verwijderd te hebben.
Wanneer de machine weer in
werking gezet wordt:
1. Verwijder de bougie.
2. Trek enkele keren aan de
handgreep voor opstarten om de
overtollige olie te verwijderen.
3. Controleer de bougie (par. 8.5).
4. Bereid de machine voor (par 4.2, hfdstk. 6).
10. HANTERING EN TRANSPORT
Wanneer men de machine hanteert
of verplaatst, moet men:
– Stop de machine (par. 6.6).
– Wacht tot de ketting stil staat.
– Haal de kap van de bougie (Afb. 31.A).
– Monteer de bladbescherming.
– De machine alleen vast te nemen aan
de handgrepen en het blad in de richting
tegenover de loop- of rijrichting te houden;
Wanneer men de machine met een
wagen vervoert, moet men:
– de machine zo plaatsen dat ze
geen gevaar veroorzaakt
– ze stevig aan het vervoersmiddel
bevestigen met koorden of kettingen
om te vermijden dat ze kantelt en zo
eventueel beschadigd kan worden of
dat er brandstof zou kunnen lekken.
NL - 19