1. Veiligheidsinstructies
• Wijzigingen van de ingestelde druk alsmede
herstelwerkzaamheden mogen alleen door de
fabriek worden uitgevoerd. De veiligheidsklep
mag onder geen enkele voorwaarde gedemon-
teerd worden.
• Het apparaat uitsluitend in perfecte technische
conditie overeenkomstig het gebruiksdoel
daarvan benutten, daarbij rekening houdend met
de veiligheid en eventuele gevaren en met inacht-
neming van het Installatievoorschrift. Met name
storingen, die de veiligheid in gevaar kunnen
brengen, onmiddellijk laten verhelpen.
• Veiligheidskleppen van het type S245 zijn uitslui-
tend bestemd voor de in dit installatievoorschrift
vermelde toepassingsgebieden. Elk ander
gebruik of daarvan afwijkende toepassing wordt
geacht met het gebruiksdoel in strijd te zijn.
2. Technische Gegevens
Bedrijfstem-
TÜV/CE: max. 260 °C
peratuur
ASME: max. 180 °C
min. -30 °C
Keurmerk
TÜV
.
SV
onderdeel
p = activeringsdruk
D
= diameter sproeikop
o
ASME
30,492
Certificaar volgens de richtlijnen voor luchtdrukdoe-
stellen 97/23 E.G.
Kenncijfer CE 0035CE 0035
α
Uitstroomci-
TÜV
= 0,73
w
jfer
ASME Kd = 0,863
Aansluitmaten G
/
" bis G 2"
1
2
Niet geschikt voor stoom.
3. Installatie
3.1. Installatievoorwarden (Afb. 1)
• Optimaal is als de veiligheidskleppen voor
perslucht verticaal omhoog gericht in een buislei-
ding of op een drukreservoir worden ingebouwd.
Andere inbouwposities op aanvraag.
• Veiligheidsklep zo montieren, dat tijdens de
ontluchting van de klep geen lichamelijk letsel
noch schade aan voorwerpen verorzaakt kan
worden.
Soms kunnen er grote hoeveelheden lucht
worden uitgeblazen.
Honeywell GmbH
.
15
.
340
.
D
o .
D/G
.
0,73
NL
• Niet beneden de minimumafstanden gaan
(zie afb. 1).
• In de aanvoerleiding mogen zich geen afsluit-
inrichtingen bevinden. De doorsnede van de
aanvoerleiding mag niet kleiner zijn dan de doors-
nede van de inlaat van het veiligheidsventiel.Het
drukverlies in de aanvoerleiding mag bij maximaal
af te voeren massastroom niet hoger zijn dan 3 %
van het drukverschil tussen aanspreekoverdruk
en vreemde tegendruk.
3.2. Montage (Afb. 2 - 4)
1. Nazien of huls, schroefdraad en verzegeling niet
beschadigd zijn.
- Geen beschadigde kleppen monteren!
2. Klep afdichten met hennep, isolatie- of koper-
band.
3. Ventiel inschroeven en met een geschikte vorks-
leutel vastdraaien.. Oppassen, dat de klep
daarbij niet beschadigd wordt.
4. Inbedrijfsteööing (Afb. 5)
1. De stelknop in de richting van de wijzers van de
klok vastdraaien.
.
p
De klep is nu bedrijfsklaar.
Wordt de installatie gedurende langere tijd
buiten bedrijf gesteld, dan dient het apparaat
in de antluchtingstoestand te worden
geplaatst. Daartoe dient men de stelknop 2
toeren in de richting tegenovergesteld aan die
van de wijzers van de klok te draaien.
5. Onderhoud
Controleren of er zich geen stof verzamelt rond het
afvoergebied van de veiligheidsklep.
6. Functiecontroles
De tijdsafstand tussen de verschillende functiecon-
troles van het veiligheidsventiel dienen met inacht-
neming van de plaatselijke voorschriften voor
drukbakken vastgelegd te worden door diegene,
die de installatie gebruikt (minstens één keer per
jaar, volgens de aanbevelingen van de fabrikant).
De gebruiker van de installatie zorgt ervoor dat deze
functiecontroles regelmatig worden uitgevoerd door
vakpersoneel.
7
MU1H-1301GE23 R1016