Kenmerken en bedieningen
1
Vergelijk de afbeelding
met uw motor om Uzelf vertrouwd te maken met de plaats
van de diverse kenmerken en bedieningen.
A. Motoridentificatie
Model Type Code
B. Bougie
C. Luchtfilter
D. Chokebediening
E.
Benzinekraan (optie)
F.
Startkoordgreep
G. Vingerbeschermer
H. Toerentalbediening (optie)
I.
Stopschakelaar (optie)
J.
Brandstoftank en --dop
K. Verlengde peilstok (optie)
L.
Korte peilstok (optie)
M. Olie aftapplug
N. Olievulopening
O. Uitlaat
Uitlaatafscherming (optie)
Vonkenvanger (optie)
P.
Elektrische-startschakelaar (modellen met elektrische start)
Sommige apparaten hebben afstandsbediening. Kijk in de betreffende handleiding voor
de locatie en de bediening van de afstandsbediening.
Werking
Olie-inhoud (zie het Specificaties hoofdstuk)
Olie-aanbevelingen
Wij raden voor de beste prestaties het gebruik aan van Briggs & Stratton
garantiegecertificeerde olie. Andere hoge kwaliteit olie is aanvaardbaar wanneer deze
geclassificeerd is "for service SF, SG, SH, SJ" of hoger. Gebruik geen speciale
toevoegingen.
De buitentemperaturen bepalen de juiste olieviscositeit voor de motor. Gebruik de kaart
om de beste viscositeit te bepalen voor het verwachte buitentemperatuurbereik.
°F
*
Wordt SAE 30 olie gebruikt bij temperaturen onder 4°C, dan leidt dat tot slecht
starten.
**
Het gebruik van 10W-30 bij temperaturen boven 27°C zal resulteren in hoger
olieverbruik. Controleer het oliepeil vaker.
Olie controleren/bijvullen - Fig. 2
Voordat de olie bijgevuld of gecontroleerd wordt
Plaats de motor waterpas.
•
Reinig rond de olievulopening.
•
Modellen met korte peilstok (Fig. 2)
1. Verwijder de peilstok (C) en veeg hem schoon met een schone doek.
2. Installeer de peilstok maar schroef hem niet verder in. Het oliepeil moet tot aan de
markering FULL (D) zitten.
3. Giet om bij te vullen de olie langzaam in de olievulopening van de motor (B). Vullen
tot het punt van overstromen.
4. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Modellen met verlengde peilstok (Fig. 4)
1. Verwijder de peilstok (A) en veeg deze af met een schone doek.
2. Installeer de peilstok en draai deze vast.
3. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het moet tot de bovenkant van de
"full" markering (B) op de peilstok zitten.
4. Om olie bij te vullen, giet u deze langzaam in de olietank van de motor (C). Niet te
vol gieten. Wacht na het vullen van de olie één minuut en controleer het oliepeil dan
weer.
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
°C
4
Brandstof Aanbevelingen
Brandstof moet aan deze voorwaarden voldoen:
Schone, verse, loodvrije benzine.
•
Een minimum octaangetal van 87/87 AKI (91 RON). Zie hieronder voor gebruik op
•
grote hoogten.
Benzine met tot 10% ethanol (gasohol) of tot 15% MTBE (methyl tertiary butyl
•
ether), is acceptabel.
OPGEPAST: Gebruik geen niet-goedgekeurde benzine zoals E85. Meng geen olie door
de benzine of modificeer de motor niet voor gebruik op alternatieve brandstoffen. Dit zal
motorcomponenten beschadigen en de motorgarantie ongeldig doen maken.
Meng om het brandstofsysteem tegen het vormen van gom te beschermen een
brandstofstabilisator door de brandstof. Zie Opslag. Alle brandstof is niet hetzelfde.
Wanneer start- of prestatieproblemen optreden, verander dan van brandstofleverancier
of --merk. Deze motor is gecertificeerd om te werken op benzine. Het emissie
beheersingsysteem van deze motor is EM (Engine Modifications).
Grote Hoogten
Bij hoogten boven 1500 meter is een minimum 85 octaan/85 AKI (89 RON) benzine
acceptabel. Om te blijven voldoen aan emissievoorschriften, is een afstelling voor grote
hoogten noodzakelijk. Gebruik zonder deze afstelling veroorzaakt slechtere prestaties,
hoger brandstofverbruik en toegenomen emissies. Raadpleeg een geautoriseerde Briggs
& Stratton dealer voor informatie over afstelling voor grote hoogten.
Gebruik van de motor onder 750 meter met een grote hoogten kit wordt niet aanbevolen.
Brandstof bijvullen - Fig. 3
WAARSCHUWING
Benzine en haar dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Bij het toevoegen van brandstof
Zet de motor uit en laat deze tenminste 2 minuten afkoelen voordat de
•
tankdop verwijderd wordt.
Vul de brandstoftank buitenshuis of in een goed geventileerde omgeving.
•
De brandstoftank niet overvullen. Vul niet tot boven de bodem van de
•
brandstoftanknek om uitzetting van de benzine te compenseren.
Houd benzine weg van vonken, open vlammen, waakvlammen, hitte en
•
andere ontstekingsbronnen.
Controleer brandstofslangen, tank, dop en fittingen regelmatig op barsten of
•
lekken. Zonodig vervangen.
Indien brandstof gemorst wordt, wachten tot deze verdampt is voordat de motor
•
gestart wordt.
1. Reinig het gebied rond de tankdop. Verwijder de tankdop (A). (Fig. 3).
2. Vul de brandstoftank (B) met benzine. Vul niet tot boven de bodem van de
brandstoftanknek om uitzetting van de benzine te compenseren (C).
3. Installeer de tankdop weer.
De Motor Starten - Fig. 5
WAARSCHUWING
Snel terugtrekken van het startkoord (terugslag) zal uw hand en arm
sneller naar de motor toetrekken dan U kunt loslaten.
Gebroken botten, kneuzingen of verstuikingen kunnen het resultaat
zijn.
Trek bij het starten van de motor het startkoord langzaam uit tot er weerstand
•
gevoeld wordt en trek dan snel om terugslag te voorkomen.
WAARSCHUWING
Benzine en haar dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Bij het starten van de motor
Zorg ervoor dat bougie, uitlaat, tankdop en luchtfilter (indien de motor hiermee is
•
uitgerust) op hun plaats zitten en stevig vast zitten.
Torn de motor niet indien de bougie verwijderd is.
•
Wanneer de motor "verzopen" is, plaats de choke (indien hiermee uitgerust) in
•
de stand OPEN/"RUN"(=aan), beweeg de toerentalbediening (indien hiermee
uitgerust) naar de "fast" (=volgas) positie en torn tot de motor start.
nl
65