V O O R Z I C H T I G - G e b r u i k vo o r h e t
brandstofmengsel nooit een brandstof
met een ethanolpercentage van meer dan
I
10%; gasohol (ethanol-benzinemengsel) is
acceptabel met een ethanolpercentage tot
10% of E10-brandstof.
GB
Alkylaatbenzine
F
VOORZICHTIG - Alkylaatbenzine heeft niet
dezelfde dichtheid als normale benzine.
Motoren die met normale benzine afgesteld
zijn vereisen mogelijk een andere afstelling
D
van de schroef H. Wend u voor deze afstelling
tot een erkend servicecentrum.
Draai de dop (4, Fig.2) los en vul de tank met
E
brandstof met behulp van een trechter. Let er
daarbij op om de tank niet volledig te vullen.
Controle van de veiligheid en de efficiëntie van
NL
de machine
LET OP: Gebruik de machine niet als u er
niet zeker van bent dat hij goed en veilig
P
werkt en neem onmiddellijk contact op met
uw dealer voor de noodzakelijke controles of
reparaties.
H
6.2 Gebruik van de machine
Starten
SK
LEES OOK AANDACHTIG DE HANDLEIDING VAN
DE MOTOR.
Controle van de veiligheid en de efficiëntie van
CZ
de machine
LET OP: De machine moet in de openlucht
RUS
of in een goed geventileerde ruimte
UK
w o r d e n g e s t a r t . D E N K E R A A N D AT
UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN.
PL
LET OP:
- Controleer of de bedieningen correct
werken voordat u de motor start.
- Raak de uitlaat of de motor niet aan
FIN
wanneer de motor draait of meteen nadat
deze is afgezet. Deze delen kunnen
namelijk erg heet worden.
BIH
- Laat de machine niet onbeheerd achter met
SRB
draaiende motor. Schakel de motor telkens
HR
uit wanneer u zich van de machine
verwijdert, vóór het bijvullen van de
brandstof en vóór elk onderhoud of
reiniging.
- Maak de veiligheidssystemen op geen
enkele wijze onklaar. Gebruik de machine
92
niet als de veiligheidssystemen niet perfect
werken.
- Wikkel het startkoord nooit rond uw hand.
LET OP – Om de machine te starten, moet u
in het gearceerde gebied gaan staan (Fig. 5).
Voordat u de motor start:
- open de benzinekraan (Honda) (A, Fig.6).
- Zet de schakelhendel (A) in de neutrale stand N
(Fig.7)
- Breng de koppelingshendel niet omlaag
(1, Fig.2) om er zeker van te zijn dat de remmen
geactiveerd zijn.
- Zet de gashendel in de 'CHOKE'-stand (A, Fig.8)
in geval van een koude start, of tussen
'LANGZAAM' en 'SNEL' als de motor al warm is
(Fig.9).
- Al l e e n vo o r E m a k- m o to re n : ze t d e
uitschakelhendel (B) in de stand zoals in
Afb.10 is weergegeven.
WAARSCHUWING! - VOOR ALLE ANDERE
ASPECTEN VAN DE STARTPROCEDURE
DIENT U AANDACHTIG DE HANDLEIDING VAN
DE MOTOR TE LEZEN
Breng de gashendel bij draaiende motor in de
stand "LANGZAAM" (A, Fig. 11).
VOORZICHTIG
- De choke moet worden uitgeschakeld zodra
de motor normaal draait. Wanneer de choke bij
warme motor gebruikt wordt, kan de bougie
besmeurd raken en een onregelmatige
werking van de motor veroorzaken.
- O m t e b e g i n n e n w e r k e n , z e t u d e
versnellingshendel in de stand SNEL
(A, Fig. 12). Zorg ervoor dat die niet in de
eindstand staat, omdat anders de starter kan
geactiveerd worden, wat kan leiden tot het
verzuipen van de motor.
Vooruit of achteruit rijden
1. Zet de schakelhendel (8, Fig.2) in de gewenste
stand; F1 - F2 vooruit, R1 – R2 achteruit.
2. Verhoog de snelheid van de motor langzaam
met behulp van de gashendel (3).
3. Breng de koppelingshendel (1) geleidelijk
omlaag. De machine begint langzaam vooruit
of achteruit te rijden.
LET OP:
- Versnel of vertraag langzaam als u vooruit
of achteruit gaat rijden of als u stopt.
- Verminder de snelheid als u van richting
verandert. Verminder de snelheid ook
wanneer u naar beneden rijdt, wanneer u
zich op de rand van de weg bevindt, op een