8. Ingebruikname
a) Aansluiting
•
Verbind de micro-USB-poort (5) van de oplader met behulp
van de USB-kabel met een USB-poort voor de stroomvoor-
ziening (computer, laadstation of oplader met een USB-span-
ning van 5 V/DC). De leds (4/7) gaan kort branden.
Sluit de oplader aan op een USB 3.1-poort. USB
3.0-poorten en USB 2.0-poorten leveren ingangsstromen
die te laag zijn voor een succesvolle werking. Om de
oplader als snellader te gebruiken moet u echter een
USB-stroombron met minimaal 1 A uitgangsstroom
gebruiken bijv. via een USB-netvoedingadapter.
b) Accu plaatsen en accutype instellen
Plaats een geschikte oplaadbare accu volgens de juiste poolrich-
ting (plus/+ en min/- in acht nemen, zie opschrift in accuvak resp.
op de accu) in een willekeurige schacht (1).
•
NiMH- en NiCd-accu's en 3,7 V Li-Ion-accu's worden automa-
tisch met 500 mA (basisinstelling) geladen.
Druk op de knop SELECT (2), om het snelladen (met 1 A
•
laadstroom) in te schakelen. De ledindicatie 1 A laadstroom
(8) gaat branden.
•
Als u een 3,85 V / 4,4 V accu (van Samsung, Panasonic of
LG) of een 3,2 V LiFePO4-accu wilt laden, moet u binnen 5
seconden na het plaatsen op de knop SELECT (2) drukken
66