INSTALLATIE
Veiligheid
INSTALLATIE
8. Veiligheid
Installatie, ingebruikname, onderhoud en reparatie van het
toestel mogen alleen door een gekwalificeerde installateur
uitgevoerd worden.
8.1
Algemene veiligheidsaanwijzingen
Wij waarborgen de goede werking en de bedrijfszekerheid
uitsluitend bij gebruik van originele onderdelen en vervan-
gingsonderdelen voor het toestel.
8.2 Voorschriften, normen en bepalingen
Info
Neem alle nationale en regionale voorschriften en
bepalingen in acht.
9. Toestelbeschrijving
Het toestel is een afstandsbediening voor de aangesloten
warmtepompmanager. Met het toestel kan een verwarmings-
circuit worden bediend. de warmtepompmanager regelt de
verwarmingstemperatuur op basis van de gemeten kamertem-
peratuur en de ingestelde gevraagde temperatuur.
10. Montage
10.1 Montageplaats
Houd bij het kiezen van de montageplaats rekening met de
volgende eisen om een correcte werking van het systeem te
waarborgen.
f Bevestig het toestel op een binnenmuur, maar niet in een
f
nis.
f dek het toestel niet af met gordijnen en dergelijke.
f
f Stel het toestel niet bloot aan directe externe warmte
f
(bijv. zon of verwarming).
f Voorkom directe tocht die door ramen en deuren veroor-
f
zaakt wordt.
26 |
10.2 Voorbereidingen
Haal voor de montage het toestel uit de wandopbouwbehui-
zing:
f ontgrendel de vergrendelhaak die in de opening aan de
f
onderzijde van de wandopbouwbehuizing zit. druk met
een schroevendraaier op de vergrendelhaak.
f Leg een vieraderige datakabel van de warmtepompma-
f
nager naar de plaats waar het toestel gemonteerd moet
worden.
de datakabel moet voor de montage 20 tot 30 cm uit de wand
steken.
10.2.1 Montage met inbouwcontactdoos
Voor de wandbevestiging adviseren wij een inbouwcontact-
doos te gebruiken die de datakabel kan herbergen.
f Let erop dat de schroefopeningen van de inbouwcontact-
f
doos horizontaal respectievelijk verticaal ten opzichte van
elkaar zijn geplaatst.
10.2.2 Montage zonder inbouwcontactdoos
f Boor vier gaten voor het bevestigen van de wandop-
f
bouwbehuizing (Ø 5 mm).
f Let er bij het leggen van de datakabel op dat u bij het
f
boren van de bevestigingsgaten de kabel niet beschadigt.
In het gebied van de kabeldoorvoeropening (achter de
wandopbouwbehuizing) moet een ruimte van 20 tot 30 cm
voor het herbergen van de datakabel beschikbaar zijn.
f Breek een van de breukpunten uit aan de wandopbouw-
f
behuizing.
f Leid de datakabel van achteren door de ontstane opening.
f
FEK 2