- Sluit de rode meetdraad (15m) aan op de meetbus „C" (10) op het meetapparaat. De krokodillen-
klemmen verbindt u met de tweede, verre sonde (c1). Deze aansluiting wordt ook „S" genoemd.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „EARTH VOLTAGE". Hier wordt gemeten, of er wissel-
spanning aanwezig is op aardpotentiaal. Let op! De spanning tussen de ingangen „P" en „E" mag niet
hoger zijn dan 200 V/AC.
De aardspanningsmeting moet een spanningswaarde <10 V/AC geven. Als
deze waarde groter is, kan het tot verkeerde metingen komen en is de aardingsme-
ting niet betrouwbaar. Eerst moet in dat geval de storende spanningsbron worden
verholpen. Als de gemeten aardspanning lager is dan 10 V, dan kan worden doorge-
gaan met de aardingsmeting.
- Selecteer het eerder op nul afgeregelde meetbereik (bij voorkeur 20 ohm).
Tijdens de meting waarschuwen een akoestische pieptoon en een knipperend blik-
semschichtsymbool voor de op de meetleidingen aanwezige spanning. Let er op dat
niemand aan de te controleren installatie werkt, of er delen van aanraakt. Dit kan tot
een elektrische schok leiden.
- Druk kort op de toets „TEST" (4). De meting wordt gestart en door een bliksemsymbool gesignaleerd.
De meetwaarde wordt op het display weergegeven. Bij gesloten meetkring hoort u een piepsignaal.
- Van zodra „I. . ." (= overflow) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is de
meetkring onderbroken. Selecteer het eerstvolgende grotere meetbereik. Let op! Nulstelling door-
voeren.
- Met nogmaals indrukken van de toets „TEST" resp. het bedienen van de draaischakelaar wordt
de meting beëindigd. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de
DMM uit.
Vereenvoudigde aardingsmeting doorvoeren
De vereenvoudigde weerstandsmeting is bestemd voor een snelle controle van de aardingsweerstand.
Deze methode kan overal gebruikt worden waar de meetsondes niet gebruikt kunnen worden. Voor deze
meting worden alleen de korte meetsnoeren gebruikt. De beide aansluitingen "C" en "P" worden via het
rode dubbelstekker-meetsnoer met elkaar verbonden, zodat het mogelijk is met twee klemmen te
meten.
- Voer een nulstelling door zoals in het vorige punt „Nulstelling uitvoeren".
- Verbind de korte groene meetleidingen met de meetbus „E" en de beide stekkers van de korte rode
meetleiding met de bussen „P" en „C". De beide bussen „P" en „C" worden via de meetkabel onder-
ling verbonden.
63