Functiestoringen
Zodra u met problemen geconfronteerd wordt tijdens het naaien, dient u eerst het betreffende hoofdstuk van de gebruiksaanwijzing erop na te slaan, waar u
bij de betreffende werkfase waarbij u problemen ondervindt uitgebreid uitleg krijgt. Daar dient u zich ervan te verzekeren, dat u de machine correct gebruikt
en volgens de voorschriften heeft toegepast. Indien een probleem hierdoor niet vermeden, resp. verholpen kan worden, dan kan het volgende schema voor
u een hulpmiddel zijn bij het herkennen van fouten bij de bediening, de installatie en van de machine evenals bij het verhelpen van fouten.
Als de problemen ook dan niet verholpen zijn, neemt u dan contact op met de dichtstbijzijnde naaimachinespecialist.
Probleem
Bovendraad knapt
Onderdraad knapt
Steken worden overgeslagen
Lussen in het beeld van de naad
Stof golft in het bereik van de naad
Vooruitschuiven van de
stof is niet correct
Naald breekt voortdurend
Machine maakt geluid tijdens het
lopen of loopt langzaam
Machine gaat niet lopen
Oorzaak
• Bovendraad niet goed ingezet.
• Bovendraadspanning te strak.
• Bovendraad „vervilt" (met lussen).
• Klos garen verkeerd in-/opgezet.
• Naald verbogen/stomp.
• Ongeschikte combinatie van naaldgrootte
en garendikte.
• Bovendraad „vervilt" (met lussen).
• Draadverloop op de spoel in de grijper foutief.
• Onderdraadspanning te strak.
• Onderdraad niet goed ingelegd.
• Naald verkeerd ingezet.
• Ongeschikte combinatie van naaldgrootte en
garendikte.
• Er zit stof aan de onderzijde van de steekplaat
• Draad verkeerd ingelegd/ingeregen.
• Instelling van de draadspanning foutief.
• Draadspanning op de betreffende kant is te strak.
• Draadverloop op de
machine is fout.
• Er wordt een naald gebruikt die ongeschikt is.
• Ongeschikte combinatie van naaldgrootte
en garendikte.
• Instelknop voor steeklengte
6
vooruitschuiven".
• Ongeschikte combinatie van naaldgrootte en
garendikte.
• Draad is vervilt (met lussen).
• Stopplaat is op de steekplaat
a
• Naald verkeerd ingezet.
• Ongeschikte combinatie van naaldgrootte
en garendikte.
• U trekt aan de stof.
• Er zit stof aan de onderzijde van de steekplaat
• Machine onvoldoende gesmeerd.
• Netstekker
niet verbonden met stroomnet.
k
• Aan/uit-knop
r
van de machine op „Uit" („0").
• Voetregelaar niet goed ingedrukt.
• Koppelingsscheiding op het handwiel
ingesteld op „spoel bezetten".
- 71 -
• Rijg de bovendraad goed in!
• Reduceer de bovendraadspanning lichtelijk!
• Rijg de bovendraad nog een keer in!
• Zet de klos garen er nog een keer in!
• Verwissel de naald!
• Controleer de combinatie van naaldgrootte
en garendikte!
• Rijg de bovendraad nog een keer in!
• Zet de spoel er nog een keer goed in!
• Reduceer de onderdraadspanning lichtelijk!
• Zet de bovendraad er nog een keer goed in!
• Zet de naald er goed in!
• Controleer de combinatie van naaldgrootte en
garendikte!
a
.
• Reinig de naaimachine!
• Rijg de draad correct in!
• Stel de draadspanning correct in!
• Stel de draadspanning correct in!
• Controleer het verloop van de draad en rijg
de draad correct in!
• Gebruik de passende naald!
• Controleer de combinatie van naaldgrootte
en garendikte!
is ingesteld op „niet
• Zet de instelknop voor de steeklengte
de gewenste steeklengte (vooruitschuiven)!
• Controleer de combinatie van naaldgrootte
en garendikte!
• Rijg de bovendraad nog een keer in!
gezet.
• Haal de stopplaat eraf!
• Zet de naald er goed in!
• controleer de combinatie van naaldgrootte
en garendikte!
• Laat de stof alleen door de transporteur bewegen!
a
.
• Reinig de naaimachine!
• Smeer de naaimachine!
• Steek de netstekker
• Zet de aan/uit-knop
• Druk wat steviger op de voetregelaar!
0
is
• Druk het handwiel
weer naar binnen!
Oplossing
6
op
in een stopcontact!
k
r
op „Aan" („I")!
0