c) MAX/MIN functie
Deze eigenschap stelt u in staat de maximum en minimum waarde voor een serie van metingen op te slaan en weer
te geven.
De automatische meetbereikkeuze wordt uitgeschakeld. Het is noodzakelijk dat u het bereik manueel
instelt.
Deze eigenschap staat alleen in bepaalde modi ter beschikking.
• Druk op de MAX/MIN toets (13) om deze eigenschap in te schakelen.
• De maximum en minimum metingen voor de huidige instellingen van de metingen wordt opgeslagen.
• Druk op de MAX/MIN toets om te wisselen tussen de minimum en maximum waarden.
• De metingen worden gewist als u naar een andere meetmodus wisselt of als u de multimeter uitschakelt.
• Om deze eigenschap uit te shcakelen, drukt u de MAX/MIN toets en houdt u deze gedurende 2 seconden ingedrukt.
[ MAX ] of [ MIN ] verdwijnt van het display en [ AUTO ] verschijnt.
d) REL functie
De REL functie stelt een referentiewaarde in om interferentie tijdens weerstandsmetingen af te kunnen trekken. De
weergegeven waarde wordt op nul gezet als de referentiewaarde is ingesteld.
De automatische meetbereikkeuze wordt uitgeschakeld. Het is noodzakelijk dat u het bereik manueel
instelt.
Deze eigenschap staat alleen in bepaalde modi ter beschikking.
• Druk op de REL/ZERO toets om deze modus te activeren. Het [
• Om deze eigenschap uit te schakelen, drukt u opnieuw op de REL/ZERO toets of verander de meetmodus.
e) HOLD functie
Deze eigenschap houdt de huidige waarde vast op het display zodat u het op kunt nemen als een toekomstige
referentie.
Als u stroomdraden test, dient u ervoor te zorgen dat deze eigenschap is uitgeschakeld voordat u
metingen uitvoert. Anders kan de waarde onjuist zijn.
Deze eigenschap staat alleen in bepaalde modi ter beschikking.
toets (17) om deze eigenschap in te schakelen. De multimeter laat een piepgeluid horen en [
• Druk op de
verschijnt op het display.
• Om de hold-functie uit te schakelen, drukt u op de
126
] symbool verschijnt op het display.
toets of verandert u de meetmodus.
]