Installatie - voor de installateur
Storing/weergave diagnoselampje
Het debiet is te gering.
De nominale temperatuur wordt niet
bereikt.
De verwarming schakelt niet in.
Geen warm water en geen lampindi-
catie.
Lampindicatie: groen knippert of brandt
constant
geen warm water bij debiet > 2,5 l/min. De doorstroomhoeveelheidsmeting DFE is niet
Lampindicatie: geel brandt continu,
groen knippert
geen warm water bij debiet > 2,5 l/min.
Lampindicatie: geel brandt continu,
groen knippert
Lampindicatie: rood brandt continu,
groen knippert
Er is geen warm water
gewenste temperatuur > 45 °C wordt
niet bereikt.
Lampindicatie: rood brandt continu,
groen knippert
14. Onderhoud
WAARSCHUWING elektrische schok
Scheid alle polen van het toestel van het elektriciteit-
snet voor aanvang van alle werkzaamheden.
Het toestel aftappen
U kunt het toestel voor onderhoudswerkzaamheden of ter
bescherming tegen vorst aftappen.
WAARSCHUWING verbranding
Tijdens het aftappen van het toestel kan er heet
water uitlopen.
» Sluit de afsluitklep in de nippel of de
koudwateraanvoerleiding.
» Open alle aftappunten.
» Maak de wateraansluitingen van het toestel los.
» Een gedemonteerd toestel moet vorstvrij bewaard
worden, want er kan restwater in het toestel zitten
dat bevriezen kan en daardoor schade veroorzaken
kan.
54
Oorzaak
De zeef in het toestel is vuil.
Er ontbreekt een fase.
Er wordt gedetecteerd dat er lucht in het water zit
en het verwarmingsvermogen wordt voor korte tijd
uitgeschakeld.
De zekering is geactiveerd.
De veiligheidsdrukbegrenzer is uitgeschakeld.
De elektronica is defect.
De elektronica is defect.
aangesloten.
De stekker van de doorstroomhoeveelheidsmeting
is defect.
De veiligheidstemperatuurbegrenzer is geactiveerd
of onderbroken.
Het verwarmingssysteem is defect.
De elektronica is defect.
De uitloopsensor is gedemonteerd of er is sprake
van een leidingbreuk.
De koudwatersensor is defect.
De koudwatertoevoertemperatuur is hoger dan
45 °C.
De uitloopsensor is defect (kortsluiting).
Oplossing
Reinig de zeef.
Controleer de zekering van de huisinstallatie.
Na één minuut gaat het toestel weer in werking.
Controleer de zekering van de huisinstallatie.
Verhelp de oorzaak van de fout (bijvoorbeeld een
defecte drukspoelkraan).
Bescherm het verwarmingssysteem tegen over-
verhitting door een voorbij het toestel geschakelde
aftapkraan gedurende één minuut open te zetten.
Daarvoor wordt de druk van het verwarmingssys-
teem afgevoerd en wordt het verwarmingssysteem
afgekoeld.
Activeer de veiligheidsdrukbegrenzer bij stromings-
druk door op de resetknop te drukken (zie hoofd-
stuk "Eerste ingebruikname").
Controleer de elektronica en vervang indien nodig
de elektronica.
Controleer de elektronica en vervang indien nodig
de elektronica.
Sluit de stekker van de doorstroomhoeveelheids-
meting weer aan.
Controleer de doorstroomhoeveelheidsmeting en
vervang indien nodig.
Controleer de veiligheidstemperatuurbegrenzer en
vervang deze zo nodig.
Meet de weerstand van het verwarmingssysteem
en vervang zo nodig de weerstand.
Controleer de elektronica en vervang indien nodig
de elektronica.
Sluit de uitloopsensor aan en vervang indien nodig.
Controleer de elektronica en vervang indien nodig
de elektronica.
Verlaag de koudwatertoevoertemperatuur naar het
toestel.
Controleer de uitloopsensor en vervang indien
nodig.
Zeef reinigen
Reinig bij vervuiling de zeef in de koudwaterschroefaan-
sluiting. Sluit de afsluitklep in de koudwateraanvoerleiding
voordat u de zeef demonteert, reinigt en weer monteert.