Bij het betreden van deze modus, geeft de thermostaat de volgende parameters weer:
4.5.1 DE MAXIMUMWAARDE VAN DE SETPOINT COMFORT.
De indicatie van deze keuze wordt weergegeven met de selectie van het cijfer « 1 » aan de linkerkant van het display (verticale schaal van 1
tot 7), en met de maximumwaarde van de setpoint van de comfort-modus en met het pictogram van de zon.
Wijzigingen mogelijk vanaf 22 °C tot 30 °C, met stappen van 0,5 ° C. Standaard: 28 °C.
Deze wijzigingen worden verwezenlijkt met behulp van de toets "+" om te verhogen, en met de toets
"-" om te verlagen. Door kort op de toets « OK » te drukken, wordt de regeling bevestigd en opgeslagen.
4.5.2 DE REDUCTIEWAARDE VAN DE SETPOINT IN ECO MODUS.
De indicatie van deze keuze wordt weergegeven met de selectie van het cijfer « 2 » aan de linkerkant van
het display (verticale schaal van 1 tot 7), en met de reductie van de waarde met betrekking tot de setpoint comfort in tienden van graden en
met het pictogram van de maan.
Wijziging mogelijk van 0 tot 10 °C, met stappen van 0,5 °C, of 3 streepjes op het display.
De reductie is standaard 3,5 °C. Deze wijzigingen kunnen worden ingesteld met behulp van de toets "+"
om te verhogen, en met de toets "-" om te verlagen.
Door kort op de toets « OK » te drukken, wordt de regeling bevestigd en opgeslagen.
Als de drie streepjes op het display worden geselecteerd, betekent dit dat de setpoint eco niet meer is
gekoppeld aan de waarde van de setpoint comfort en dus afwijken van de limieten die in hoofdstuk 4.1.2
worden beschreven.
4.5.3 DE WAARDE VAN DE SETPOINT ANTIVRIES
De indicatie van deze keuze wordt weergegeven met de selectie van het cijfer « 3 » aan de linkerkant van het display (verticale schaal van 1
tot 7), en met de waarde van de setpoint comfort en met het pictogram van een sneeuwvlok.
Wijziging mogelijk van 7 °C tot 14 °C, met stappen van 0,5 °C. Standaard: 7 °C.
Deze wijzigingen kunnen worden ingesteld met behulp van de toets "+" om te verhogen, en met de
toets "-" om te verlagen. Door kort op de toets « OK » te drukken, wordt de regeling bevestigd en
opgeslagen.
4.5.4 GEBRUIKERSCORRECTIE VAN DE TEMPERATUURMETING (REGELING VAN DE OFFSET).
De indicatie van deze keuze, waarmee het mogelijk is om een correctie uit te voeren van een constante waarde over het gehele
temperatuurbereik van de gemeten temperatuur, wordt weergegeven met de selectie van het cijfer "4" aan de linkerkant van het display en
met de correctiewaarden in tienden van graden
Hiermee is het mogelijk om eventuele verschillen in de temperatuuraflezing tussen de radiator en een thermostaat geplaatst op verschillende
plekken in de ruimte te corrigeren. Let erop dat de radiator de temperatuur detecteert in de zone waarin deze is geïnstalleerd en in het
onderste deel van de ruimte.
Wijzigingen mogelijk van +/- 5 °C, met stappen van 0,1°C. Standaard: 0 °C.
Deze wijzigingen worden verwezenlijkt met behulp van de toets "+" om te verhogen, en met de toets "-" om te verlagen.
Door kort op de toets « OK » te drukken, wordt de regeling bevestigd en opgeslagen.
Op de afbeelding is een voorbeeld te zien voor een correctie van – 1,5°C.
4.5.5. RAAMDETECTIE
De indicatie van deze keuze, waarmee het mogelijk is om de open raam detectiefunctie wel of niet
te activeren, wordt weergegeven met de selectie van het cijfer "5" aan de linkerkant van het display (verticale schaal van 1 tot 7). De
raamdetectie is standaard niet actief.
De functie wordt geactiveerd en gedeactiveerd door achtereenvolgens op de toets "+" te drukken.
Het raampictogram wordt weergegeven op het display als de functie is geactiveerd
Door kort op de toets « OK » te drukken, wordt de regeling bevestigd en opgeslagen.
4.5.6 KALIBRATIE RADIATORVERMOGEN
De indicatie van deze keuze, waarmee het mogelijk is om het correcte vermogen toe te wijzen aan de radiator, wordt weergegeven met de
NL-84
.