het vacuümniveau aanpassen
1.
Zet, nadat u de voedingsbron hebt geselecteerd, het apparaat aan door op de knop
Aan" te drukken. Het GROENE lampje, dat aangeeft dat een externe voedingsbron wordt gebruikt, blijft branden als
een externe voedingsbron is aangesloten.
2.
Sluit het uiteinde van de slang aan de zijde van de patiënt af en pas vervolgens het vacuümniveau aan van 50 tot
550 mm Hg door aan de vacuümregelknop aan de zijkant van het apparaat te draaien (naar rechts om de
vacuüminstelling te verhogen en naar links om de vacuüminstelling te verlagen). Zie AFB. 4. Laat los en sluit
nogmaals af om de instelling te controleren. Het gewenste vacuümniveau kan worden afgelezen op de LED-display.
OPMERKING–De LED's hebben twee helderheidsniveaus. Bij aanpassing van het vacuümniveau gaan de LED's één voor
één branden. Als een LED op halve helderheid brandt, geeft dit aan dat het vacuümniveau tussen de vorige volledig
verlichte LED en de half verlichte LED ligt. VOORBEELD: Als de LED voor 150 mmHg volledig brandt en de LED voor 200
mmHg half, bedraagt de afzuigsterkte 175 mmHg. Als de LED voor 200 mmHg volledig brandt, heeft het apparaat een
afzuigsterkte van 200 mmHg bereikt.
3.
Sluit zo nodig een afzuigpunt of katheter aan.
OPMERKING– Als het apparaat niet vacuüm blijft, raadpleegt u de sectie Problemen oplossen.
OPMERKING–Het afzuigen wordt gestopt als het vloeistofniveau de vlotterafsluiter bereikt die zich aan de onderkant van
desluitingvandeflessenhouderbevindt.
VOORZICHTIG–Verdergaan met afzuigen kan tot schade aan de vacuümpomp leiden en maakt de garantie ongeldig. Er
moet onderhoud op de apparatuur worden uitgevoerd als vloeistof wordt teruggezogen in het apparaat.
DE BATTERIj oPLADEN
Apparaten van het model VacuAide Compact zijn van fabriekswege uitgerust met een krachtige oplaadbare batterij. Sluit
de batterij aan en laad deze op voordat u het apparaat voor het eerst gaat gebruiken. (Raadpleeg De batterij opladen.)
1.
Sluit het apparaat aan op een wissel- of gelijkstroombron.
2.
Het groene lampje voor externe voeding zou moeten gaan branden; het gele oplaadlampje blijft branden terwijl de
batterij wordt opgeladen.
3.
Controleer of het gele oplaadlampje gaat branden zodra het opladen wordt gestart. Als de batterij bijna vol is,
bestaat de kans dat het gele lampje een aantal minuten lang staat te knipperen. Dat is normaal. Als uw apparaat niet
wordt opgeladen, controleert u of het gele lampje gaat branden zodra een externe voedingsbron wordt gebruikt met
behulp van de voedingsknop "Uit". Als het probleem zich blijft voordoen, neemt u contact op met de leverancier van
uw apparatuur.
OPMERKING–Een volledig lege batterij heeft tot 5 uur (afhankelijk van hoe leeg de batterij is) nodig voordat deze weer
volledig is opgeladen.
Als het apparaat gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, moet de batterij minimaal één keer per zes maanden opnieuw
worden opgeladen. Bij een vacuümniveau van nul (vrije doorstroom) kan uw apparaat ongeveer 45-60 minuten lang
ononderbroken werken op een volledig opgeladen batterij.
VOORZICHTIG–Als de batterij volledig wordt ontladen, leidt dit tot beperking van de levensduur. Werk niet langer dan
enkele minuten met het apparaat als het lampje brandt dat aangeeft dat de batterij bijna leeg is. Laad de batterij zo snel
mogelijk weer op.
DE BATTERIj VERVANGEN
1.
Draai de vergrendeling in de open stand met behulp van een munt of een platte schroevendraaier (AFB. 5).
2.
Verwijder het klepje van het batterijvak door het aan de vergrendeling omhoog te trekken (AFB. 6).
3.
Verwijder de batterij uit het vak en koppel de connector los van de printboard (AFB. 7 en 8).
4.
Installeer een nieuwe batterij door de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit te voeren.
5.
Laad de batterij volledig op voordat u deze gaat gebruiken.
REINIGINGSINSTRUCTIES
opvangfles:
OPMERKING–De elleboog is permanent aan de sluiting bevestigd en kan niet worden verwijderd.
1.
Druk op de aan/uit-knop om het apparaat uit te zetten. Wacht totdat het vacuümniveau daalt.
2.
Koppel de externe voedingsbron los van de gelijkstroomingang op het apparaat (indien van toepassing).
3.
Remove canister from unit by disconnecting the patient tubing and filter.
OPMERKING–Deherbruikbareopvangflesensluitingzijnbedoeldvoorgebruikbijéénpatiëntenmoetenelke1tot2
maanden worden vervangen, afhankelijk van het gebruik en de reinigingsmethode.
NL - 50
A-7310