Storing zoeken
Als het voertuig in de achteruitrijversnelling
1
is
geschakeld
en
geactiveerd als er geen obstakel achter het voertuig
aanwezig is:
1.
Controleer of de gemonteerde sensoren op de
voorgeschreven hoogte geplaatst zijn (tussen 45 en
60 cm)
2.
Controleer of de gemonteerde sensoren in de
voorgeschreven hoek geplaatst zijn� Indien nodig,
gebruik bij de montage de speciale ringen om de
juiste hoek te bepalen�
3.
Controleer of de gemonteerde sensoren op de
voorgeschreven afstand van elkaar geplaatst zijn
(< of = 45 cm).
4.
Controleer of de sensor
ondersteboven geplaatst is�
5.
Neem steeds één sensor tegelijk los om de
mogelijke defecte sensor te identificeren.
Als het voertuig in de achteruitrijversnelling is
2
geschakeld en een obstakel achter het voertuig
wordt niet gedetecteerd door het system:
1.
Controleer of de gemonteerde sensoren op de
voorgeschreven hoogte geplaatst zijn (tussen 45 en
60 cm)
2.
Controleer of de gemonteerde sensoren in de
voorgeschreven hoek geplaatst zijn� Indien nodig,
gebruik bij de montage de speciale ringen om de
juiste hoek te bepalen�
3.
Controleer of de gemonteerde sensoren op de
voorgeschreven afstand van elkaar geplaatst zijn
(< of = 45 cm).
een
geluidssignaal
wordt
4.
Controleer of de sensor
ondersteboven geplaatst is�
5.
Neem steeds één sensor tegelijk los om de
mogelijke defecte sensor te identificeren.
3
Er wordt niets weergegeven op het scherm:
1.
Controleer of de voedingskabel juist is aangesloten.
2.
Controleer of het contact in stand ACC ON is gezet
en dat het voertuig in de achteruitrijversnelling is
geschakeld�
3.
Controleer of alle draden correct zijn aangesloten.
4.
Controleer of het display beschadigd is.
Het systeem wordt geactiveerd terwijl het voertuig
4
niet in de achteruitrijversnelling is geschakeld:
1.
Controleer of de voedingskabel van de ECU
is
aangesloten
op
achteruitrijverlichting�
Het systeem geeft een defecte sensor aan (de
5
zoemer piept drie keer):
1.
Controleer of het sensoroppervlak schoon is.
2.
Controleer of de bedrading van de sensoren juist is
aangesloten op de ECU�
3.
Controleer of de bedrading van de sensoren
beschadigd is�
4.
Controleer of de sensor beschadigd is.
De positie van het object komt niet overeen met de
6
indicator op het scherm:
1.
Controleer of de kabels van de sensoren in de juiste
volgorde (A,B,C,D) zijn aangesloten op de ECU�
de
bedrading
van
de
33