9.2.
Bedieningsdoos en aansluitpositie
van bedrading
1 Buitenapparaat
1. Het onderhoudspaneel kan worden verwijderd door de drie schroe-
ven aan de bovenkant los te draaien. Vervolgens trekt u de boven-
kant van het paneel naar u toe en u tilt dit omhoog (zie ook de onder-
staande afbeelding).
A
A Onderhoudspaneel
2. Verwijder de schroeven aan weerszijden (rechts en links) van de
afdekplaat van het aansluitblok, trek de afdekplaat naar beneden en
verwijder deze. (De onderstaande figuur toont het aansluitblok zon-
der afdekplaat.)
C
1
2
3
4
L1
L2
G
H
TB8
A Omvormerplaat (INV-plaat)
B Bedieningsplaat (MAIN-plaat)
C Relaisplaat
D Positie tien
E Positie een
F Adresschakelaar
G Signaal IN/UIT (1, 2: EENHEID AAN/UIT, 3, 4: POMPKOPPELING)
H Stroombron
I Transmissieleiding
110
A
B
LD1
E
D
F
M1
M2
L3
N
M1 M2
S
TB1
TB3
TB7
I
3. Sluit de transmissieleiding voor binnenapparaten aan op het aansluit-
blok voor de transmissielijn (TB3) of sluit de bedrading tussen buiten-
apparaten of de bedrading met het centrale besturingssyteem aan
op het aansluitblok voor centrale besturing (TB7).
Bij gebruik van afgeschermde bedrading, dient u de aarde-
afscherming van de transmissieleiding van de warmtebroneenheid
aan te sluiten op de aardeschroef (
de leiding tussen de warmtebroneenheden en de transmissieleiding
van het centrale besturingssysteem aan te sluiten op het aansluit-
punt voor afscherming (S) van het centrale besturingsblok (CB7).
Bovendien dient u, in het geval van warmtebroneenheden waarbij de
aansluitklem voor de voeding CN41 is vervangen door CN40, de
aansluitklem (S) van het aansluitpunt voor afscherming (S) van het
centrale besturingsblok (TB7) te verbinden met de aarde-aansluiting
(
).
4. Als u een koppeling met de watercircuitpomp maakt, doe dit dan via
het pompkoppelings-aansluitblok (TB8-3, 4). Vergeet niet eerst het
kortsluitsnoer van dit aansluitblok te verwijderen.
A Besturingsblok
2 Procedure voor elektriciteitsleidingen
Als u op de installatieplek de bedrading aanlegt, houd de stroomtoevoer-
leidingen dan altijd gescheiden van de transmissieleidingen en maak
hiervan gescheiden bedradingsbundels.
Gebruik ook de bedradingsmontageplaat en de beugeltjes om de be-
drading op diens plaats te houden. Als u de verbindingen voor de pomp-
koppeling ter plekke maakt, gebruik voor die leidingen dan hetzelfde
pad als voor de stroomtoevoerleidingen.
A
C
D
A Montageplaat voor bedrading
B Kabelbevestigingsbandje
C Opening ø39 (voor voedingskabel)
D Opening ø28 (voor besturingskabels)
) en de aarde-afscherming van
A
D
C
B
B
B
D
C