5.8
Montage van de accessoirehouder (af-
beelding 13)
Let er bij het monteren van de twee afzonderlijke
delen op dat de lippen van de springsloten goed
in elkaar grijpen en vastklikken. Bekijk ook op de
achterkant van de accessoirehouder wat de juiste
positie van de springsloten in de zekeringsbeu-
gels is.
5.9
Versteklangssneden
Voor versteklangssneden moet de hoekaanslag
zich aan de rechterkant van de tafel bevinden.
5.10
Inschakelen bij metaalzagen
Schakel de zaag voor het metaalzagen met de
aardlekschakelaar in.
6
Elektronica
De machine heeft volledige golfelektro-
nica met de volgende kenmerken:
6.1
Zachte aanloop
De elektronisch geregelde zachte aanloop zorgt
voor een aanloop zonder schokken van de ma-
chine.
6.2
Toerentalregeling
Het toerental kan met de stelknop [4-5] traploos
tussen 1600 en 4200 min
Daarmee kunt u de zaagsnelheid optimaal aan
het desbetreffende materiaal aanpassen [4-3].
#
n
[min
]
-1
0
1
~ 1600
2
~ 2100
3
~ 2600
Het vooraf ingestelde motortoerental wordt elek-
tronisch constant gehouden. Hierdoor wordt ook
bij belasting een gelijkblijvende zaagsnelheid
bereikt.
6.3
Overbelastingsbeveiliging
Bij extreme overbelasting van de machine wordt
de stroomtoevoer gereduceerd. Als de motor
enige tijd wordt geblokkeerd, wordt de stroom-
toevoer volledig onderbroken. Na de opheffing
van de overbelasting of de uitschakeling van de
machine is de machine weer klaar voor gebruik.
6.4
Temperatuurbeveiliging
Bij een te hoge motortemperatuur wordt de
stroomtoevoer en het toerental gereduceerd.
De machine draait alleen nog met verminderd
vermogen om een snelle afkoeling door de mo-
torventilatie mogelijk te maken. Na de afkoeling
gaat de machine weer vanzelf over op een hoger
toerental.
worden ingesteld.
-1
#
n
[min
]
-1
0
4
~ 3100
5
~ 3600
6
~ 4200
6.5
Rem
Bij het uitschakelen wordt het zaagblad in
1,5 - 2 seconden elektronisch tot stilstand afge-
remd (alleen 230 V - 240 V-uitvoering).
6.6
Herstartbeveiliging
De ingebouwde onderspanningsspoel voorkomt
dat de machine na een spanningsonderbreking
weer automatisch start. De machine moet in dat
geval eerst worden uitgeschakeld en vervolgens
weer worden ingeschakeld.
7
Instellingen aan de machine
Haal vóór elke instelling, elk onderhoud of
elke reparatie de stekker uit het stopcon-
tact!
Om het instellen te vereenvoudigen, kan het
zaagaggregaat in de centrale positie (afbeelding 5)
worden vergrendeld: Trek het zaagaggregaat tot de
aanslag naar voren en zet de schakelaar [5-1] op
de onderste positie.
7.1
Zaaghoogte
Door de zwengel [5-4] te draaien, kan de zaag-
hoogte traploos worden ingesteld (0 - 52 mm
bij 90°-stand van het zaagblad).
7.2
Verstekhoek
Het zaagblad kan tussen 0° en 45° worden
gedraaid:
- Draai de draaiknop [5-3] los,
- Stel de verstekhoek met behulp van de schaal
[5-6] in door de handgreep [5-2] te draaien,
- Draai de draaiknop [5-3] vast,.
Voor nauwkeurige paswerkzaamheden (achter-
sneden aan de stootranden) kan het zaagblad met
telkens 2° boven de beide eindposities worden
gedraaid. Daarvoor wordt in de eindpositie de toets
[5-5] ingedrukt. Daarna kan het zaagblad tot -2°
of. 47° worden gedraaid. Na het terugdraaien zijn
de beide eindposities weer actief.
75