BE
3
ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
Ecosmart 26 is een electronische gaswandketel, her-
metisch gesloten ten opzichte van het lokaal, en werkt
met condensatie, dus met een hoog seizoensrendement.
De brander is van het type met voormenging en garan-
deert altijd en bij alle vermogensniveaus's een efficiente
en veilige verbranding en zeer lage vervuilende uitstoot.
De electronische module onderwerpt het toestel regelma-
tig aan een zelfdiagnose: eventuele onregelmatigheden
en storingen worden met een code op de display van het
bedieningspaneel gemeld.
Eenvoud in het gebruik en de compleet automatische
werking zorgen dat de gebruiker alleen de hoogst nodige
handelingen zelf uit moet voeren.
Tapwaterverwarming is altijd actief en heeft voorrang op
ruimteverwarming.
3.1 WINTERBEDRIJF
De ketel start en wordt automatisch geregeld zodat
aan de vraag van warm tapwater wordt voldaan.
Indien de externe temperatuursonde is geïnstalleerd,
dan wordt de watertemperatuur in het systeem auto-
matisch als functie hiervan geregeld, zodat het maxi-
male comfort in alle omstandigheden kan worden
gegarandeerd.
T
APPEN VAN WARM WATER
In het geval dat men warm tapwater nodig heeft zal
een speciale sensor in de ketel automatisch over-
schakelen op warm waterbereiding, om de juiste hoe-
veelheid water op de juiste temperatuur te kunnen
garanderen.
Ook de regeling van de tapwatertemperatuur wordt
automatisch en precies uitgevoerd door de electronica
van de ketel.
De functie tapwatercomfort wordt automatisch na elke
tapwatervraag geactiveerd en garandeert een snelle
reactie op de volgende keren dat er water nodig is,
gedurende een programmeerbare tijd.
3.2 ZOMERBEDRIJF (MODELLEN MFFI)
De ketel start en wordt automatisch geregeld zodat
aan de vraag van warm tapwater wordt voldaan.
De omschakeling van zomer- naar winterbedrijf en
omgekeerd kan met de hand of automatisch, afhanke-
lijk van de ingestelde externe temperatuur, worden uit-
gevoerd (zie toets MODE, punt 5.2 op pag. 7).
(
MFFI)
MODELLEN
4
CONTROLES DIE MOETEN WORDEN UITGE-
VOERD VOORDAT MEN HET TOESTEL AAN-
STEEKT
Voordat men begint aan de ontsteking van de ketel, moet
men controleren dat:
- de gasleiding vóór het toestel niet dicht is;
- de afsluitkranen voor gas en water open zijn;
- het toestel op de juiste manier is aangesloten op het
electrische net en in het bijzonder dat de polariteit
fase-neutraal goed is (als de aansluiting fase-neutraal
omgekeerd is dan zal het toestel na de startcyclus
stoppen en de code 133 weergeven);
- het verwarmingssysteem op de juiste manier met
water gevuld is (zie punt 4.1).
4.1 CONTROLE VAN DE SYSTEEMDRUK EN
EVENTUELE BIJVULLING MET WATER
De ketel werkt goed met een waterdruk tussen 1 en 2
bar, controleer dit op de manometer op de onderkant van
de ketel.
Om de druk binnen de vastgestelde waarden te krijgen,
opent men geleidelijk de vulkraan; heeft men de gewen-
ste druk bereikt, dan sluit men de kraan.
Als het tijdens bedrijf vaak nodig is om bij te vullen of de
veiligheidsklep van de ketel vaak ingrijpt, dan moet men
contact opnemen met een servicecentrum uit de streek.
pag. 14
Manometer voor controle