Wanneer men één van beide ingangen wil gebruiken, dient
men de aanwezige draadbrug eerst te ver wij de ren.
Zolang de ingang geopend is, zal het display een desbe-
treffende melding geven totdat het contact gesloten is.
10.6.3 Vergrendelde ingang
Elke besturing is voorzien van een ingang die de ketel
vergrendelt. Deze ingang kan bijvoorbeeld gebruikt worden
in combinatie met een maximum gas druk scha ke laar e.d.
De vergrendelde ingang is uitgevoerd op klem 33 en 34.
Het symbool voor de in gan g is:
Wanneer men deze ingang wil gebruiken, dient men de
aanwezige draadbrug eerst te verwijderen. Zolang de
ingang geopend is, zal de ketel in verg ren de ling gaan en
zal het display een desbetreffende mel ding geven. Nadat
het contact gesloten is, moet de ketel middels de reset-
knop weer ontgrendelt worden.
10.6.4 Gas lek con tro le
Bij elke ketelmodule kan op de ingangen 37 en 38 een door
Remeha te leveren gaslekcontrole worden aangesloten.
Men dient dan in het serviceniveau (zie par. 7.3.3, optie
7) elke besturing in te stellen op de aan we zig heid van
gaslekcontrole. Het sym bool voor deze ingang is:
10.7 Uitgangen
10.7.1 Alarmuitgang
Elke ketelelmodule is voorzien van een potentiaalvrij wis-
selcontact voor de alarm c.q. paraatmelding. Wanneer de
ketel in vergrendeling staat of spanningsloos is, zal het
contact 11 en 12 gemaakt zijn. Wanneer de ketel paraat is,
zal het contact 11 en 10 gesloten zijn. De maximale belas-
ting van het contact bedraagt 250V/2A. Deze uitgang
wordt met het volgende symbool aangegeven:
10.7.2 Bedrijfsmelding
Elke ketelelmodule is voorzien van twee potentiaalvrije
maak con tac ten ten bate van de bedrijfsmelding laag en
be drijfs mel ding hoog. Contact 13 en 14 is de be drijfs mel-
ding laag en contact 15 en 16 is de bedrijfsmelding hoog.
Het moment waarop van laag naar hoog wordt geschakeld
is te programmeren in het service niveau (zie par. 7.3.3,
optie 6). Het symbool voor deze uitgang is:
Lorsque l'on désire utiliser une de ces deux entrées, il
convient d'enlever d'abord le pont de câblage. Tant que
l'entrée est ouverte, l'affichage en fait mention jusqu'à ce
que le contact soit fermé.
10.6.3 Entrée de verrouillage
Chaque commande est pourvue d'une en trée qui peut
verrouiller la chaudière. Cette entrée peut par exemple
être utilisées en combinaison avec un commutateur de
pression de gaz maxi ma le, etc. L'entrée de verrouillage
se trouve au niveau des bornes 33 et 34. Cette entrée est
repérable par le symbole suivant:
Lorsque l'on désire utiliser une de ces deux entrées, il
convient d'enlever d'abord le pont de câblage. Tant que
l'entrée est ouverte, la chaudière est verrouillée et l'affi-
chage en fait mention. Après fermeture du contact, déver-
rouiller la chaudière en appuyant sur la touche Reset.
10.6.4 Contrôle de fuite de gaz
Pour chaque module il est possible de relier aux entrées
37 et 38 un système
de contrôle d'étanchéité pouvant être livré par Remeha.
Il convient alors de régler au niveau maintenance (voir
par. 7.3.3, option 7) les paramètres de commande en
notifiant la présence d'un tel système de contrôle.
Cette entrée est repérable par le symbole suivant:
10.7 Sorties
10.7.1 Sortie d'alarme
Chaque module de la chaudière est pourvue d'un
contact inverseur sans potentiel destiné à l'alarme ou à
l'indicateur d'état 'prêt'. Lorsque la chaudière est verrouil-
lée ou n'est pas sous tension, les contacts 11 et 12 sont
établis. Lorsque le module de la chaudière est prête, les
contacts 11 et 10 sont fermés.
La charge maximale du contact est de 250 V/2 A. Cette
sortie est repérable par le symbole suivant:
10.7.2 Indicateur de régime de ser vi ce
Chaque module de la chaudière est pourvue de deux
contacts-travail sans potentiel pour indiquer le régime de
service (bas ou haut). Les con tact 13 et 14 sont pour le bas
régime et les contacts 15 et 16 pour le haut régime.
Le moment de commutation du régime bas au plein régime
est programmable au ni veau maintenance (voir par. 7.3.3,
option 6). Cette sortie est repérable par le symbole suivant:
37